70 jaar geleden, op 12 maart 1950 werd de eerste en enige nationale volksraadpleging die België tot nog toe kende, georganiseerd. Deze volksraadpleging bevroeg de bevolking over de koningskwestie. De koningskwestie was een uitloper van de handelwijze van koning Leopold III tijdens de Tweede Wereldoorlog. Onder meer zijn weigering om de regering naar Londen te volgen, zijn contacten met het naziregime en zijn ontmoeting met Hitler, zijn huwelijk met Liliane Baels en het politieke testament dat hij had geschreven, vielen niet in goede aarde. Er werden hem ruwweg drie zaken verweten: dat hij ongrondwettelijk gehandeld had door politieke stappen te nemen zonder steun van de regering, dat hij het bezettende regime moreel had gesteund en dat hij een politieke afkeer had van de democratie, ten voordele van een autoritair en corporatistisch regime.
In 1944 was koning Leopold III naar Duitsland gevoerd. Toen hij in mei 1945 door de Amerikanen bevrijd werd, was er binnen de regering van nationale eenheid onder leiding van socialist Achille Van Acker geen eensgezindheid over zijn terugkeer. Zowel een onvoorwaardelijke terugkeer als een opgedrongen troonsafstand bleken geen optie. Na moeizame onderhandelingen resulteerde de kwestie uiteindelijk in een volksraadpleging.
Liberas bewaart in haar collectie diverse documenten over de houding van de Liberale Partij ten opzichte van de koningskwestie en de volksraadpleging. Hieruit blijkt duidelijk dat de liberalen de koning als scheidsrechter, verheven boven de partijpolitiek, beschouwden. Omwille van de standpunten die Leopold III had ingenomen tijdens de Tweede Wereldoorlog, waren ze er van overtuigd dat hij die rol niet langer op zich kon nemen en dus geen koninklijke functies meer kon uitoefenen. Ook de internationale reputatie en verplichtingen van België speelden een rol. De Liberale Partij meende dat Leopold III internationaal niet langer aanvaardbaar was.
Al tijdens de verkiezingen van 1946 speelde de koningskwestie een rol. Waar de Liberale Partij de kwestie uit het politieke debat probeerde te houden, trachtte de Christene Volkspartij (CVP) het deel te laten uitmaken van de verkiezingsinzet. De liberalen wezen in hun propaganda op hun gehechtheid aan het vaderland en de monarchie, en probeerden het onderwerp verder te vermijden. Een voormalig minister en gewezen voorzitter van de Liberale Partij, Albert Devèze, zei het volgende: ‘Entrer dans cette voie, ce serait compromettre l’ordre public, livrer la personne du Roi aux pires outrages, créer deux mystiques adverses dépourvues de toute raison, mais violentes et inconciliables, qui provoqueraient dans le pays, à la veille des élections, un trouble et un déchirement redoutables.’ Hij vreesde met andere woorden voor een verscheurd land indien het debat over de koningskwestie publiekelijk gevoerd werd.
De verkiezingsresultaten leidden tot politieke instabiliteit, waardoor de koningskwestie even naar de achtergrond verdween. Pas met de katholiek-socialistische regering die in maart 1947 tot stand kwam, belandde de kwestie terug op het politieke voorplan. De koning gaf zelf aan geen afstand te willen doen van de troon zonder voorafgaandelijke volksraadpleging. Hij stelde dat hij enkel met een ‘onbetwistbare meerderheid’ opnieuw de troon zou bestijgen.
Hoewel intern verdeeld, stelde de Liberale Partij dat ze het niet eens was met een volksraadpleging. Ze bleef bij haar overtuiging dat dit polariserend zou werken en de samenleving zou kunnen ontwrichten. Zelf stelde ze voor om de kwestie in een commissie te behandelen. Een eerste wetsvoorstel voor een volksraadpleging in 1948 werd dan ook verworpen. Tijdens de verkiezingen van 1949 konden de liberalen de koningskwestie echter niet uit de verkiezingsstrijd houden; het vormde deel van de politieke inzet. De CVP kwam als grote overwinnaar uit de bus en vormde samen met de liberalen een regering. Bijna de helft van de volksvertegenwoordigers van de intern verdeelde Liberale Partij besloot uiteindelijk in te stemmen met een volksraadpleging, in ruil voor een liberaal economisch beleid. Een nieuw voorstel voor een volksraadpleging werd door de Senaat en vervolgens ook door de Kamer aanvaard. Meteen werd druk campagne gevoerd door voor- en tegenstanders van Leopold III. De verschillende partijen verspreidden uitgebreid propaganda. De CVP schaarde zich pal achter de koning, de socialisten en communisten waren tegen zijn terugkeer, terwijl de liberalen zich eerder gematigd negatief opstelden. Elke partij gaf zijn eigen relaas en interpretatie van de feiten. Hoewel de Liberale Partij haar achterban aanmaande om ‘neen’ te stemmen, liet ze haar partijleden toch vrij om naar hun eigen geweten te stemmen. Bovendien werd er geen algemene campagne op touw gezet, maar kon iedere liberaal voor zichzelf bepalen of hij in zijn arrondissement propaganda zou voeren. Opmerkelijk is dat West-Vlaams liberaal politicus Hilaire Lahaye besloot campagne te voeren vóór de terugkeer van koning Leopold III. In februari 1950 publiceerde hij daarom de brochure Komplot gezien door een historicus in ’t jaar 2200 (waarover reeds een bijdrage verscheen op deze website: https://www.liberas.eu/komplot-gezien-door-een-historicus-in-t-jaar-2200/).
In het wetsvoorstel was een motie van de liberalen aangenomen die stelde dat de volksraadpleging énkel over de positie van koning Leopold III ging en niet over de monarchie als instelling. In hun propaganda werd dit sterk benadrukt door de liberalen en socialisten. Ze stelden dat ze niet tegen de monarchie waren, maar het enkel onmogelijk achtten dat Leopold III zijn plaats op de troon opnieuw zou innemen. Hij zou immers niet langer de rol van neutrale scheidsrechter kunnen opnemen op het politieke speelveld. Het liberale weekblad De Wekker blokletterde zelfs ‘Om de Monarchie en de Dynastie te redden, schaart u omheen de 5e koning der Belgen (als opvolger werd Boudewijn naar voor geschoven, nvda.). Stemt NEEN’.
Op 12 maart 1950 vond de volksraadpleging eindelijk plaats. Dit verliep zonder noemenswaardige problemen. De resultaten waren echter ontluisterend. 57,68% van de geldige stemmen was positief over de terugkeer van de koning, een nipte meerderheid dus. Maar er waren grote verschillen tussen de regio’s. In Vlaanderen en in het zuiden van Wallonië had men overwegend positief gestemd, terwijl de bevolking uit de sterk geïndustrialiseerde mijnregio’s en de hoofdstedelijke regio tegen de terugkeer van koning Leopold III had gestemd. De resultaten werden breed uitgesmeerd in de pers en afhankelijk van de strekking anders geïnterpreteerd. Het nipte resultaat riep vooral meer vragen op over wie de koning vertegenwoordigde (vooral CVP’ers of alle ideologische strekkingen?) en over hoeveel steun van de bevolking een staatshoofd moest beschikken.
Wat Albert Devèze en andere liberalen steeds gevreesd hadden, werd bewaarheid: de koningskwestie verdeelde het land en werkte polariserend. Als reactie op de mogelijke terugkeer van de koning braken er in verschillende industriële centra stakingen uit. Vooral in de mijnen en de metaal- en staalsector werd er gestaakt, met een concentratie in de regio’s Luik, de Borinage en Charleroi. Onder dit gesternte startten de Liberale Partij, de CVP en de Belgische Socialistische Partij (BSP) onderhandelingen om tot een vergelijk te komen over hoe het nu verder moest. De interne verdeeldheid binnen de partijen bemoeilijkten echter de gesprekken. Er gingen stemmen op ten voordele van een ‘eervolle’ troonsafstand ten voordele van Leopolds zoon Boudewijn. De onderhandelingen tussen de partijen, hun achterban en de koning verliepen echter moeizaam. Na intensieve besprekingen met katholiek politicus Paul van Zeeland gaf Leopold III op 15 april een radiotoespraak waarin hij aangaf een ‘tijdelijke machtsdelegatie’ aan prins Boudewijn te kunnen accepteren, die de koning in samenspraak met de regering zou kunnen beëindigen volgens de belangen van het land. Onderhandelingen tussen de drie grootste partijen gingen hier verder op in. Op vrijdag 21 april 1950 kopte Het Laatste Nieuws: ‘Naar een oplossing van de Koningskwestie in nationale Eendracht. Overeenkomst tussen de drie partijen’.
Er werd echter geen akkoord bereikt. In plaats daarvan trokken de partijen opnieuw naar de kiezer. In de verkiezingscampagne voor de verkiezingen van 4 juni 1950 werd de koningskwestie ten volle uitgespeeld. De CVP behaalde een meerderheid van de zetels in de Kamer, maar ook de BSP ging erop vooruit. De liberalen en communisten verloren daarentegen veel zetels. De homogene CVP-regering had de intentie om koning Leopold III zonder meer opnieuw plaats te laten nemen op de troon, met opvallende steun van liberaal Lahaye. Toen dit duidelijk werd, reageerden de socialistische vakbond en de arbeiders in de industriële centra met stakingen. De gemoederen liepen hoog op. Op 22 juli 1950, daags na de nationale feestdag, werd Leopold III onder een groot machtsvertoon op Belgische bodem onthaald. Zijn terugkeer leidde tot betogingen, stakingen, rellen, zelfs bomaanslagen en een mars op Brussel. Op initiatief van de Confederatie van de Politieke Gevangenen werden de gesprekken tussen de partijen en de koning terug opgestart. Zij ijverden bovendien opnieuw voor de (tijdelijke) machtsoverdracht van Leopold III aan zijn zoon Boudewijn. Op 1 augustus 1950 kon uiteindelijk een akkoord bereikt worden, waarbij er een tijdelijke machtsoverdracht plaatsvond ten voordele van Boudewijn, tot deze meerderjarig zou zijn en officieel de troon zou bestijgen. Deze politieke thriller vond zijn ontknoping op 11 augustus 1950 toen prins Boudewijn de grondwettelijke eed aflegde en de titel van Koninklijke Prins kreeg toebedeeld. Een jaar later werd hij definitief Koning der Belgen.
De volksraadpleging over de koningskwestie had de spanningen en conflicten in het land fel op de spits gedreven. De koningskwestie is daarom meteen ook de laatste volksraadpleging in België op nationaal niveau geweest.
Bronnen
Het project (Sporen van democratie) maakt het verkiezingserfgoed dat bewaard wordt in Liberas toegankelijk en beschikbaar. De historisch gegroeide collectie – van 1831 tot vandaag – bevat onder meer affiches, folders, brochures en krantenknipsels, waaronder diverse stukken met betrekking tot de koningskwestie.
Daarnaast zijn ook stukken m.b.t. de houding van de Liberale Partij tegenover de koningskwestie te vinden in onder meer het (archief van de Liberale Partij), het (archief van Adolphe Van Glabbeke) en het (archief van Jacques Van Offelen). Tot slot geven ook kranten en tijdschriften bewaard in Liberas een beeld van de liberale opinie over de koningskwestie.
Literatuur
Paul Theunissen, 1950: ontknoping van de koningskwestie (Antwerpen/Amsterdam: De Nederlandsche Boekhandel, 1984) 180 p.
Jan Velaers en Herman Van Goethem, Leopold III: de Koning, het Land, de Oorlog (Tielt: Lannoo, 1994) 1152 p.
Koen Van Boxem, De houding van de liberale partij tegenover de koningskwestie, 1945-1950 (onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1986) 131 p.