Menu
200 jaar Multatuli (1820-2020)
Collectie
donderdag 27 februari 2020
Geschreven door: Kris De Beule

Op 2 maart 2020 is het 200 jaar geleden dat Multatuli werd geboren. De schrijver van Max Havelaar had ook een zekere band met ons land, en meer bepaald met Gent. Hoe dat precies zat, is te lezen in een artikel dat journalist Daniël Vanacker voor Liberas schreef in 2006. Een Gents restaurant met de naam Multatuli is niet toevallig gehuisvest naast (en in een gebouw van) het Van Crombrugghe’s Genootschap aan de Huidevetterskaai. Want precies dit Genootschap speelde in Multatuli’s Gentse avontuur een zeer belangrijke rol. In de collectie van Liberas zijn overigens ook enkele zaken te vinden die naar Multatuli verwijzen.

Hoe Multatuli erelid werd van het Van Crombrugghe’s Genootschap te Gent

Op 18 februari 1869 schreef de Nederlandse auteur Multatuli aan de Gentse publicist Herman Van Duyse: ‘Sedert lang moest ik te Gent wezen. Ik heb schuld aan het Van Crombrugghe’s Genootschap, maar telkens werd ik verhinderd. De 24ste lees ik te Antwerpen. Kan men mij een of twee dagen daarna in Gent gebruiken?’. In een naschrift voegde hij eraan toe: ‘Voyez-vous Mr Rolin-Jacquemins? Saluez-le de ma part et dites s.v.p. que c’est bien malgré moi que j’ai tardé si longtemps de venir à Gand’.

Precies tien jaar eerder had Multatuli, pseudoniem van Edouard Douwes Dekker, in Brussel zijn boek Max Havelaar geschreven, een aanklacht tegen het koloniaal bestuur in Nederlands-Indië (nu Indonesië). Hoewel dit boek in ons land moeilijk te vinden was, kreeg de auteur ook in Vlaanderen een kleine schare grote  bewonderaars. De schrijver, die steeds in geldnood zat, ontdekte een nieuwe markt van mogelijke sponsors.

Affiche film Max Havelaar naar Multatuli, archief Willemsfonds Gent, 1977

Multatuli hield zijn eerste spreekbeurt in Vlaanderen te Antwerpen op 28 februari 1867. Het werd een succes, zodat er meteen sprake was van een optreden in Gent. In juni besloot Max Rooses, toen leraar aan het Gentse atheneum, hem uit te nodigen om een lezing te houden op het 9e Nederlands Letterkundig Congres in Gent. Zijn komst kwam op 24 juli 1867 ter sprake in het bestuur van het Van Crombrugghe’s Genootschap, een socioculturele vereniging voor werklieden (oorspronkelijk: oud-leerlingen van het stedelijk onderwijs), waarvan de rijke liberale advocaat Gustave Rolin-Jaequemyns voorzitter was.

Het verslag meldt:

De heer voorzitter geeft lezing van twee brieven van de heer Max Rooses en een van de heer A. De Spiegeleire over een ontwerp van conferentie te geven door de heer Multatuli (thans te Keulen). Ook wordt er lezing gegeven van een petitie in die zin door verscheidene leden ondertekend. Ingevolge de inlichtingen gegeven door de heer voorzitter, de heer Max Rooses en A. De Spiegeleire, wordt besloten met algemene stemmen, buiten de heer N. Kloosterman, die zich onthield om reden dat de toestand der Genootschap zulks niet gedoogt, dat de conferentie Multatuli zal plaats hebben in naam der Genootschap mits een geldelijke toelage van ten hoogste 100 frank. Er wordt met algemene stemmen besloten dat deze conferentie zal plaats hebben de maandag 19 augustus aanstaande. Een commissie wordt benoemd, gelast met het regelen derzelve. Deze bestaat uit de heren Rolin, De Brabandere, Rogghe, De Spiegeleire en Waem, alsook de heer Max Rooses.

Voorzitter Rolin-Jaequemyns suggereerde Multatuli te spreken over “de taal is gans het volk”, doch deze voelde daar niets voor, zo blijkt uit het verslag van de bestuursvergadering van 9 augustus 1867.

Er wordt lezing gegeven van een brief van de heer Douwes Dekker waarbij hij verklaart dat hij het onderwerp hem door de voorzitter Rolin voorgesteld, niet verlangt te behandelen, maar wel over “het recht een gevoelen af te keuren”. De heer voorzitter verklaart dat hij bij het college van burgemeester en schepenen is geweest om te vragen dat het Van Crombrugghe’s Genootschap op het officieel programma der Congresfeesten zou figureren. Dit werd hem beloofd. Tevens verklaart de heer Rolin verder dat hij reeds bij de ereleden een som van 200 fr. heeft ingezameld om de onkosten van het feest te dekken en dat hij verhoopt nog 200 fr. bij te vergaderen. Dit wordt door het bestuur met dank vernomen. De heer Waem zal zich verstaan met de heer Despiegeleir om de werken van de heer Douwes Dekker nog aan te kopen voor de plechtigheden van het Congres.

Op de avond van 19 augustus 1867 was de voorgevel van de vereniging speciaal verlicht. Voor een bijzonder talrijk publiek – 1.300 Gentenaars, onder wie zeer veel arbeiders, plus de leden van het Congres – schilderde de auteur, in de vorm van parabels, de mannen af “die het nooit met u eens zijn, hetzij uit baatzuchtigheid of onwetendheid”. De avond werd verknoeid door de Utrechtse hoogleraar George Willem Vreede die, licht beschonken terugkerend van een banket, het woord nam om een betoog tegen Multatuli te houden. De man werd bijna gelyncht. De volgende dag sprak Multatuli voor het congres over de verrijking van de taal met neologismen en barbarismen. Na zijn vertrek voerde de pers nog wekenlang een polemiek over het incident met Vreede. Deze discussie plaatste Multatuli in het kamp van de Vlaams-liberalen, tegen zijn zin, want hij droomde er (even) van een verzoenende rol in de Vlaamse Beweging te spelen.

Affiche Multatulidagen, archief Van Crombrugghe’s Genootschap, 1995

Het bestuur van Van Crombrugghe was alvast opgetogen over Multatuli’s optreden. Op 28 augustus 1867 besloot het de auteur tot erelid van het Genootschap te benoemen. Wellicht was het bij wijze van dank dat deze in oktober liet weten dat hij wellicht nog een conferentie voor het Genootschap zou komen even. Voorzitter Rolin-Jaequemyns stuurde hem alvast 200 frank. Multatuli was er hem niet dankbaar voor. Aan zijn vrouw schreef hij dat hij met moeite een voorschot gekregen had van een “miljonair”, omdat deze dacht dat hij “van gebrek omkwam”. Hij was zelfs niet meer van plan die lezing te houden.

Maar Multatuli bleef contact houden met enkele kennissen in Vlaanderen en behield er ook heel wat bewonderaars. Zo begonnen Gentse studenten eind 1868 geld in te zamelen om hem naar Gent te kunnen uitnodigen. Op een brief van Herman Van Duyse antwoordde de auteur begin 1869 dat hij zijn belofte aan Rolin-Jaequemyns niet vergeten was. Het duurde nog tot april vooraleer alle data pasten. Van Crombrugghe stuurde op 18 april 1869 een bedelbrief rond om het nodige geld samen te krijgen.

De beroemde Hollandse redenaar, de heer Douwes Dekker, gaat in de maatschappij het Willemsfonds een voordracht komen geven. Dit was voor de leden van het Van Crombrugghe’s Genootschap een gelegenheid die spreker, die bij hen zulke schitterende herinneringen heeft achtergelaten, nog eens in hun midden te ontvangen en te aanhoren. Te dien einde is het bestuur in onderhandeling met het Willemsfonds tot het dekken der onkosten gezamentlijk en het biedt de heren leden daarom een inschrijvingslijst aan die het verhoopt met talrijke handtekens te zien bekleden.

De oproep had weinig succes, zo blijkt uit het verslag van de bestuursvergadering op 21 april 1869:

Nopens het geven der conferentie door de heer Douwes Dekkers wordt een voorstel om de kosten (50 frank) geheel door het Genootschap te dragen, verworpen met 11 stemmen tegen 3 en een onthouding 1. Een voorstel om de inschrijvingslijst te staken, welke de som van 20 frank opgebracht heeft, en het overige 30 frank door het Genootschap te dragen, wordt aanvaard met 10 stemmen tegen 5.

Een paar dagen later stond Multatuli in Gent. Op zaterdagavond 24 april 1869 sprak hij voor het Willemsfonds over “vrije studie”, op maandagavond 26 april 1869 kwam hij bij Van Crombrugghe “dramatische fragmenten” voorlezen. Die twee avonden werden opnieuw een succes.

‘Spreker wist door de hem eigen wijze van voordracht gedurende anderhalf uur de aandacht van zijn hoorders te boeien, welke door daverende en herhaalde toejuichingen getuigden met hem over verscheidene punten mee in te stemmen’, meldde de Gazette van Gent over de eerste avond. ‘Herhaalde malen werd de gevierde door bewonderingstekenen onderbroken’, luidde het tweede verslag.

In oktober 1870 geraakte Multatuli andermaal in financiële problemen. Een oproep van een Nederlandse advocaat in de NRC bracht een kettingreactie op gang. Uit die tijd dateert vermoedelijk een naamloze, ongedateerde toespraak die in het archief van het Van Crombrugghe’s Genootschap bewaard bleef:

Het bestuur, te laat kennis ontvangen hebbende van de ongelukkige toestand van een van onze ereleden om U dit met omzendbrief te laten weten, heeft mij de vererende maar ook zeer moeilijke taak opgedragen U daarvan te berichten en uw hulp, uw medewerking te verzoeken tot leniging der rampen, door welke de geniale Multatuli getroffen is.

Namens het bestuur is mij de vererende, maar ook zeer moeilijke taak opgedragen enige ophelderingen te geven aangaande de aangekondigde omhaling ten voordele van een lid dat in gebreklijdende toestand verkeert. Onnodig vinden wij het nog langer de naam van dit erelid te verzwijgen. Velen onder U weten reeds van wie ik spreken wil, ook geen wonder want zowel in België als in Holland ziet men inschrijvingen openen tot leniging der rampen van de geniale Multatuli, door dewelke hij zo diep getroffen wordt.

Ik reken mij voorzeker te onbevoegd hier over ’s mans verdiensten en talent uit te wijden. Gij allen hebt hem gehoord, gij allen zijt in staat gesteld geweest, zo wel als ik, het grote talent van die man, die waarlijk een Nederlandse grootheid mag genoemd worden, te leren hoogschatten, wanneer hij in dit genootschap het woord

voerde en de dikwijls herhaalde toejuichingen hebben genoeg bewezen wat goede indruk zijn woorden op U gemaakt hebben.

Goud, eer en aanzien vallen de veldheer toe die het meest heeft uitgemunt in het slachten van zijn nevenmensen, dewijl hij, die veldheer der gedachte, die toenadering en liefde heeft gekweekt tussen miljoenen mensen, niets te beurt valt dan armoede, ellende. De man die in de strijd tegen onrecht en geweld, voor waarheid en mensenliefde, zijn gehele toekomst heeft opgeofferd, die man, dit erelid van ons genootschap, die broeder van ons allen, zwerft op heden rond in het buitenland, ziek van geest en lichaam, met harde woorden aangesproken om de schamele huishuur die hij niet in staat is te voldoen, en zonder enig geld op hem om het zwarte brood te kopen dat hem van hongerdood moet behoeden.

Daarom, heren en dames, doet het bestuur een oproep tot U allen het behulpzaam te wezen door het storten van uw penning om het lijden van die zwerveling te verzachten. Dat ieder van U dus iets afzondere. Hoe klein de gift ook zij, zij zal met dankbaarheid aanvaard worden, want het spreekwoord zegt: veel kleine giften maken een grote.

Het geldt hier een lid van ons genootschap, een broeder van ons allen te helpen, die zowel door zijn pen als het gesproken woord oneindig tot de vooruitgang der volkszaak heeft bijgedragen.

Dit is een herwerking van een artikel van Daniël Vanacker uit 2006, geschreven voor de nieuwsbrief van Liberas.

Bronnen:

– Dominique Verkinderen, Het Van Crombrugghe’s Genootschap van 1857 tot 1875, uitgave Liberaal Archief, Gent 1988.

– Philip Vermoortel, Multatuli in Vlaanderen, Den Gulden Engel, Wommelgem 1987.

– Liberaal Archief, archief Van Crombrugghe’s Genootschap: verslagboek bestuur 1867-1872; circulaire 18 april 1869; oproep tot steun, s.d.