Menu
Colloquium Blasphemy and Violence: een verslag
Onderzoek
vrijdag 27 maart 2020

Op 4 en 5 maart 2020 ging in Liberas het internationale colloquium Blasphemy and violence. Interdependencies since 1760 door. Een tiental buitenlandse specialisten boog zich over de relatie tussen blasfemie (het kwaadspreken van God of heilige zaken via woord, tekst en beeld), heiligschennis (op onwaardige wijze omgaan met sacrale objecten, sites en personen) en verschillende soorten van geweld (verbaal, fysiek, symbolisch) sinds de late achttiende eeuw tot vandaag de dag.

Het colloquium werd op de avond van woensdag 4 maart 2020 geopend met een keynote van Alain Cabantous (Parijs) over geweld en blasfemie tijdens de Franse Revolutie. Cabantous is een gezaghebbende specialist in de geschiedenis van blasfemie. Hij stelde vast hoe de aanklacht van blasfemie in het revolutionaire Frankrijk nieuwe politieke invullingen kreeg, hoewel godslastering niet vermeld stond in het strafwetboek van 1791. Zijn lezing wierp een aantal vragen op die de specifieke casus van de Franse Revolutie overstegen. Zo had hij het over het onderscheid tussen blasfemie (met voor Cabantous een centrale rol voor het gesproken woord – “la parole impie”) en heiligschennis, en merkte hij op dat blasfemie ook een genderdimensie had en ten tijde van de Franse Revolutie louter gelinkt werd aan mannen. Daarnaast benadrukte hij dat blasfemie in wezen niet in de daad zelf ligt, maar in het oordeel over die daad.

Van links naar rechts: Nadezhda Beliakova, Matthew Kerry, Laura Thompson, Christoffer Leber, Dirk Johannsen, David Nash, Eveline Bouwers, Christoph De Spiegeleer, Marcin Skladanowski, Julio de la Cueva, Alain Cabantous en Marco Omes.

Het colloquium werd op donderdag 5 maart 2020 verdergezet. Het was door de coördinatoren en samenstellers van het programma Eveline Bouwers (Mainz) en David Nash (Oxford), in samenwerking met Liberas-onderzoeker Christoph De Spiegeleer, bewust opgezet als een workshop, waarbij de verschillende sprekers hun papers konden voorleggen aan het kritische gehoor van pers en het bredere publiek. Debat werd na elke panelsessie aangemoedigd.

Binnen het thema Blasphemy as Companion to Political Transition beet Laura Thompson (Boston) de spits af met een lezing over de vervolging van twee Tunesiërs in 1856 en 1904 wegens blasfemie tegen de islam. Ze legde de nadruk op de historische wortels van de in het huidige Tunesië opnieuw gangbare retoriek rond blasfemie als het kwetsen van de gevoelens van moslims en het ondermijnen van de openbare orde. Vervolgens kwam Nadezhda Beliakova (Moskou) aan het woord over de psychologie achter het vernietigen en schenden van relieken en het verwijderen van liturgische objecten door Bolsjewieken tijdens de Russische Revolutie, in de jaren 1918-1922. Julio de la Cueva (Toledo) sloot de eerste sessie af met een presentatie over de link tussen verbale blasfemie en antiklerikaal “sacrofoob” geweld tijdens de Spaanse burgeroorlog in de provincie van Toledo in 1936. In dit eerste panel kwamen verschillende soorten van interactie tussen blasfemie, heiligschennis en geweld naar voor: blasfemie als een onderdeel van een bredere cultuur van geweld gericht tegen sacrale objecten/gebouwen en geestelijken ten tijde van revoluties en burgeroorlogen, blasfemie en heiligschennis dat door gelovigen wordt ervaren als een vorm van emotioneel geweld en tot slot het fysiek aanvallen van vermeende godslasteraars en heiligschenners.  

De veroordeling en vervolging van blasfemie als een daad die religieuze gevoelens van gelovigen kwetst en de openbare orde verstoort kwam opnieuw aan bod in de presentaties van de tweede panelsessie gewijd aan Blasphemy as a Tool for Emancipation. Matthew Kerry keek naar de relatie tussen geweld en blasfemie in Spanje in het woelige jaar 1909. Hij concentreerde zijn betoog op de bestraffing van het vervloeken van God op straat door de Madrileense politie en de rol van blasfemie bij de uitbarsting van geweld tijdens de Tragische Week in Barcelona. Hoewel verbale blasfemie niet voorkwam in het Spaanse strafwetboek van 1870, kon het wel vervolgd worden als een krenking van religieuze gevoelens en publieke moraliteit. Marcin Skladanowski (Lublin) onderzocht de recente veroordeling van de Russische video-blogger Ruslan Sokolovskiy tot een voorwaardelijke celstraf. Sokolovski had in 2016 in een Russische kerk Pokémon Go gespeeld en zich daarbij gefilmd. Voor een goed begrip van deze case verdiepte Skladanowski zich in het artikel van het recent aangepaste strafwetboek van de Russische Federatie rond de strafbaarheid van het doelbewust kwetsen van religieuze gevoelens en de natie- en cultuurvormende rol die de Russisch-Orthodoxe Kerk vandaag wordt toegemeten.

In de eerste namiddagsessie namen Marco Omes (Pisa) en Christoffer Leber (München) het woord. Omes behandelde de manier waarop blasfemie en heiligschennis in de Pauselijke Staat werd bestraft door de Napolitaanse Giunta di Statona de val van de Romeinse Republiek in 1799 en door de Congregazione dei Disordini na de val van Napoleon in 1814. Leber spitte de controverse rond de dominee Carl Jatho in keizerlijk Duitsland (1910-1915) uit. Omes en Leber bespraken casussen waarbij geestelijken uit hun ambt werden ontzet door hun kerkelijke oversten vanwege als ketters (en voor sommigen blasfemisch) beschouwde overtuigingen en praktijken. Zo verwees Omes naar het disciplinaire onderzoek dat een commissie kardinalen in 1814-1816 voerde naar het publieke eerbetoon aan Napoleon door enkele hooggeplaatste geestelijken ten tijde van de tweede Franse annexatie van de Pauselijke Staat. Leber ging dieper in op de gecontesteerde beslissing van een protestantse kerkelijke rechtbank om Jatho in 1911 het priesterschap te ontnemen vanwege zijn heterodoxe denkbeelden.

In het laatste panel werden twee papers gepresenteerd over hoe vrijdenkers via publicaties in zeer uiteenlopende geografische contexten en historische omstandigheden de rol van religie in de samenleving in vraag stelden. Hussien Soliman (Alexandrië) besprak in zijn paper het gebruik van de aanklacht van blasfemie in Egypte als een strategie om vrijdenkers en intellectuelen die liberale interpretaties van de islam verspreiden monddood te maken, van de vroege twintigste eeuw tot vandaag. Hij stelde drie cases voor van Arabische intellectuelen die in aanvaring kwamen met islamitische fundamentalisten vanwege vermeende blasfemie. Dirk Johannsen (Oslo) besprak een casus waar blasfemie via het gedrukte woord in de late negentiende eeuw doelbewust werd nagestreefd door vrijdenkers voor de creatie van een nieuwe literaire markt. Johannsens’ presentatie concentreerde zich op het gebruik van fictieliteratuur voor het bekritiseren van religie binnen de Scandinavische literaire beweging De Moderne Doorbraak (1871-1890).

Een selectie van de op dit colloquium voorgestelde papers wordt momenteel onder begeleiding en redactie van Eveline Bouwers en David Nash door de auteurs op basis van de ontvangen feedback aangepast en gefinaliseerd. De teksten zullen verschijnen als het tweede volume van de peer-reviewed Liberas-boekenreeks New Perspectives on the History of Liberalism and Freethought bij uitgeverij De Gruyter Oldenbourg. Publicatie is voorzien in de loop van 2021.