In het archief van Theatergroep Vooruit uit Deinze liggen een paar mappen met decor- en kostuumtekeningen. Eén van de mappen bleek na nader onderzoek ontwerptekeningen te bevatten van personages voor de opvoering van De Blauwe Vogel, “Feeërie in zes bedrijven”, van Maurice Maeterlinck.
De toneelafdeling van De Verenigde Taal- en Kunstminnaars onder Kenspreuk Vooruit!, die toen ook opereerde onder de naam Rederijkerskamer De Nazarenen, bracht het stuk op het 15e toernooi van het Koninklijk Landjuweel, dat van februari tot april 1948 in de Koninklijke Nederlandse Schouwburg (Gent) plaatsvond. Maurice Maeterlinck (1862-1949), ‘flamand d’expression française’, schreef L’Oiseau Bleu veertig jaar eerder. De feeërie vertelt de zoektocht van houthakkerskinderen Tyltyl en Mytyl naar de Blauwe Vogel en de sleutel van het geluk.
Vooruit had al in 1939 plannen om De Blauwe Vogel op te voeren op het Landjuweel, maar door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd de wedstrijd uitgesteld tot 1948. Het Landjuweel 1948 was een soort van finale-editie waarbij (een deel van) de winnaars van edities tussen 1930 en 1938-1939 streden voor het definitief verwerven van de (tot dan toe) wisselbeker. Vooruit dankte haar deelname aan deze finale aan haar overwinning in 1933 met De Pestilentie van Katwijk van Adolf Herckenrath.
Op 3 april 1948 speelde Vooruit dan toch De Blauwe Vogel op het vijftiende Landjuweel. Het werd de eerste Nederlandstalige opvoering van het stuk. De regie was in handen van Michel Van Vlaenderen. De familie Saverys speelde een centrale rol in de productie. De decors werden ontworpen door schilder Albert Saverys (1886-1964), de kostuums door zijn zoon, eveneens schilder, Jan Saverys (1924-2017). Vooruit-toneelleider René Saverys (1890-1962), broer van Albert, zorgde voor de rolverdeling, stond ‘alle dagen op de bres om de nodige aanleren te doen’, bouwde de decors en stond op de scène als één van de vele personages.
Het werd een gigantische productie, met meer dan 70 acteurs die in het programma bij naam genoemd worden, naast kindergroepen en figuranten. Volgens het juryverslag stonden in totaal meer dan honderd uitvoerders op de scène, waaronder de bestuursleden Roger Minnens, Georges Torck en Lucien Lagrange. De rollen van Tyltyl en Mytyl werden vertolkt door Stephan Moerman en Bertha De Wilde.
Leden en andere geïnteresseerden konden via Vooruit kaarten aanschaffen voor de opvoering van De Blauwe Vogel en voor de voorstellingen van de andere deelnemende verenigingen (uit Antwerpen, Mechelen en Kortrijk). Vooruit legde ook een autobus in om de verplaatsing naar Gent te maken. Kosten noch moeite werden gespaard om van het geheel voor de hele vereniging een uitzonderlijke artistieke en sociale belevenis te maken.
De uitspraak van de jury volgde op 11 april 1948 in aanwezigheid van onder andere minister van Openbaar Onderwijs Camille Huysmans, Gents burgemeester Emile Claeys en gewezen voorzitter van het Landjuweel Herman Teirlinck. Vooruit won met De Blauwe Vogel twee prijzen: de prijs voor het beste toneelbeeld én het Landjuweel. De jury had lof voor ‘het aandurven van een toneelwerk waarin door de poëtischen aard van het stuk aan het individueel acteren minder belang is toebedacht dan aan de noodzakelijkheid van een harmonisch samenspel, ten einde door het aanwenden van overweldigende materiële middelen het verwezenlijken van de geestelijke beleving mogelijk te maken.’ De decors en kostuums van vader en zoon Saverys kregen een aparte vermelding in het juryverslag, ‘de decors waren van een zeldzame soms betoverende schoonheid’.
De familie Saverys werd ook tijdens de ‘feestzitting’ van Vooruit op 15 april geloofd door voorzitter Paul Hautekeete ‘voor de grote ijver die ze aan de dag gelegd heeft bij de verwezenlijking van De Blauwe Vogel en voor de traditionele toewijding die ze sinds generaties aan onze dierbare maatschappij betuigt.’ Bij diezelfde gelegenheid werd ook regisseur Van Vlaenderen bedankt voor het ‘onvergetelijke werk’. Daarnaast dankte Hautekeete ‘uitbundig de gehele maatschappij, daar het hier een gemeenschappelijk werk geldt: de eenen brachten talent, moeite en vrije tijd en de anderen het nodige geld en materiële steun.’ Toneelleider René Saverys bracht het ‘roemrijk verleden’ van de vereniging in herinnering en droeg de beker op aan de oudere generaties, die ‘de weg gebaand [hebben] die wij nu bewandelen’.
De traditie van het Landjuweel gaat terug tot de middeleeuwen. De moderne versie werd in 1922 gelanceerd op initiatief van schrijver Herman Teirlinck (1879-1967) en onder bescherming van koning Albert I. In zijn toespraak ter inleiding van de uitspraak van de jury bracht Teirlinck in 1948 het doel van het Landjuweel in herinnering: ‘het Vlaamse toneel-amateurschap weder tot bloei op te drijven, gelijkwaardig met wat in vorige eeuwen was gebeurd’ en ‘dat de Vlamingen hun eenheid van taal en van uitspraak zouden bevestigen’ omdat ‘een volk dat beschaafd wil zijn in de allereerste plaats beschaafd moet spreken’. Teirlinck betoogde dat koning Albert ‘de mening toegedaan [was] dat het toneel hiervoor de beste leerschool was’.
Naast het volksverheffende element benadrukte Teirlinck ook de sociale component van het volks- of amateurtoneel: ‘De toneelmaatschappijen scheppen in hun midden een lokale bedrijvigheid waar eenieder aan meedoet. De wedijver onder elkander sticht een soort van familiekring waar de leden onder meer hun taalgevoeligheid kunnen oefenen […] Het komt er […] op aan dat de leden van een toneelvereniging iets groots willen doen te zamen in een gemeenschappelijk opgaan naar één verzuchting, naar één schoonheidsinzicht’. Of hoe amateurtoneel over veel meer gaat dan op het eerste zicht lijkt …