In het archief van de familie Ameye, bewaard in Liberas, bevindt zich een opvallend dossier met briefwisseling met Cécilia Ameye over de tentoonstelling De Hedendaagsche Vrouw / La femme Contemporaine. Deze tentoonstelling vond plaats van 16 mei tot en met 16 juni 1914 in de Stedelijke Feestzaal van Antwerpen aan de Meir en toonde uitsluitend werk van vrouwen. De tentoonstelling stelde specifiek tot doel om vrouwen te tonen in de diverse ambachten en beroepen die zij op dat moment in België uitoefenden.
Vrouwententoonstellingen1
Met deze doelstelling was de tentoonstelling een primeur in België. Internationaal paste dit in een ruimer kader. Vanaf het midden van de negentiende eeuw bleken wereldtentoonstellingen bijzonder succesvol. Tijdens de wereldtentoonstelling van 1873 in Wenen kregen vrouwen een aparte sectie toebedeeld, het Pavillon der Frauenarbeit. Door een gebrek aan internationale netwerken waren de vrouwelijke deelnemers echter uitsluitend afkomstig van Oostenrijk-Hongarije. De Internationale Vrouwenraad, opgericht in 1888, bracht hierin verandering tijdens de wereldtentoonstelling van 1893 in Chicago waar vrouwen uit dertien landen tentoonstelden. Gesteund door het netwerk van de Internationale Vrouwenraad ontstonden rond de eeuwwisseling uit deze vrouwensecties op wereldtentoonstellingen ook nationale vrouwententoonstellingen. Zo vond in Amsterdam in 1898 de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid plaats en in 1913 de tentoonstelling De Vrouw 1813-1913. In 1914 volgden Londen en Antwerpen met hun eigen vrouwententoonstellingen. Allemaal hadden ze tot doel om de aanwezigheid van de vrouw in het openbare domein te tonen en te legitimeren.
De Hedendaagse Vrouw
De tentoonstelling De Hedendaagse Vrouw in Antwerpen kwam er op initiatief van enkele leden van de Club International des Dames en de Vrouwenvereeniging, en stond onder de bescherming van het Stadsbestuur van Antwerpen. Beide vrouwenorganisaties hadden een internationaal netwerk, en de Vrouwenvereeniging had zelfs een bezoek gebracht aan de tentoonstelling De Vrouw 1813-1913 in Amsterdam.
Bij de opzet was het de bedoeling om in verschillende afdelingen aandacht te schenken aan de schone kunsten, de literatuur, muziek en theater, universitair onderwijs, onderwijs, het huishouden, diverse beroepen, de toegepaste kunsten en handwerk, kantwerk, mode en gezondheidsleer voor moeders.2 In de uiteindelijke tentoonstelling werden muziek en theater geschrapt, werd universitair onderwijs gewijzigd naar universiteit en laboratoria, en werden de afdelingen staatsbeambten, sociale werken, tuin- en landbouwkunde en fotografie toegevoegd.3 De tentoonstelling toonde recente verwezenlijkingen van vrouwen op deze gebieden. Op verschillende vlakken konden vrouwen zich immers pas sinds enkele decennia ontwikkelen.
Zo was feministe en arts Isala Van Diest erevoorzitter van de afdeling universiteit en laboratoria. Van Diest had haar diploma geneeskunde in het buitenland behaald omdat dit in België toen nog niet mogelijk was. Pas sinds 1880 waren vrouwen toegelaten om te studeren aan de Université Libre de Bruxelles en pas sinds 1884 konden vrouwen het beroep van arts uitoefenen. De vrouwelijke pioniers in de medische wereld in België zetten de afdeling in de tentoonstelling samen op. De onderafdeling geneeskunde toonde radiografieën, microscopische afbeeldingen, laboratoriumanalyses en ander wetenschappelijk studiemateriaal, foto’s en brochures. Hoewel het nog lang zou duren voor de openstelling van het medisch beroep voor vrouwen in België algemeen aanvaard zou worden4, had dergelijke tentoonstelling een emancipatorische invloed.
Naast de tentoonstelling werden ook allerhande lezingen en een turnfeest georganiseerd en vond er zelfs een internationale vrouwelijke schermwedstrijd met een deelnemersveld van ruim veertig vrouwen plaats.5 Ook het bezoek van de beroemde toneelspeelster Sarah Bernhardt trok veel belangstelling.6 Zowel de tentoonstelling als de randactiviteiten vonden in België en in de buurlanden enige weerklank.
Cécilia Ameye, letterkundige en journaliste
Ook de literatuur of letterkunde maakte een belangrijk onderdeel uit van de tentoonstelling De Hedendaagse Vrouw. Vooral sinds 1880 was het aandeel vrouwen actief in de letterkunde gestaag toegenomen. Van de 215 vrouwen in de tentoonstellingscatalogus waren er 181 hun activiteiten gestart na dat jaar. Rond de eeuwwisseling vond met andere woorden een grootschalige intrede van vrouwen in de Belgische literatuur plaats. Dit zorgde bovendien voor een grotere diversiteit aan genres die vrouwelijke letterkundigen beoefenden.7
Eén van die vrouwen was Cécilia Ameye, die zowel journalistiek als literair actief was. Als vrouw nam zij een uitzonderlijke plaats op in de literaire wereld. Ze was lid van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, waarvan ze tussen 1908 en 1913 als een van de enige twee vrouwen de vergaderingen bijwoonde, en nam meermaals deel aan de Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen. Om haar intellectuele ontwikkeling te stimuleren, hield Cécilia Ameye onder meer contact met generatiegenoten zoals Cyriel Buysse, Stijn Streuvels en Marie Gevers. Het was echter vooral haar intense contact met de Nederlandse schrijfster Top Naeff die haar persoonlijk beïnvloedde. Daarnaast vormde Julius Sabbe een belangrijke mentor op literair vlak. Hij gaf haar privélessen en deelde zijn kennis van het literaire leven.8 In het familiearchief Ameye bevindt zich de uitgebreide briefwisseling van Cécilia Ameye met tal van actoren in het culturele veld.
Ameye experimenteerde met verschillende stijlen, zo schreef ze de dichtbundel Vandag tot dag (1908), de roman Pour le patrimonoine (1935) en gedichten, essays, reisverslagen en concertverslagen in diverse periodieken. Ze vulde haar portfolio verder met liederen, vertalingen, cursiefjes, toneel, proza, kinderverhalen en luisterspelen, die ze onder tal van pseudoniemen publiceerde.9 In 1913 nam Cécilia Ameye al deel aan de wereldtentoonstelling in Gent, waar zij een eervolle vermelding kreeg van de jury.10
De afdeling Nederlandse letterkunde op de tentoonstelling De Hedendaagse Vrouw werd voorgezeten door twee klinkende namen: niemand minder dan schrijfsters Virginie Loveling en Marie Elisabeth Belpaire waren respectievelijk aangesteld als voorzitter en ondervoorzitter.11 Cécilia Ameye figureerde naast talrijke andere schrijfsters. Uit een brief blijkt dat ze de intentie had om een voordracht te houden, als onderdeel van de randprogrammatie bij de tentoonstelling. Het is echter niet duidelijk of deze voordracht effectief plaatsvond. Opvallend is dat Ameye specifiek had nagevraagd of in de tentoonstelling voldoende aandacht zou uitgaan naar liefdadigheid en verpleging. Een vraag waarop de organisatoren gunstig konden antwoorden.12 Bovendien maakte Ameye gebruik van haar contacten om de positie van familie en kennissen in het culturele en kunstenlandschap te versterken. Zo maakte ze de organisatoren onder meer attent op het werk van kunstenares Clara Voortman (wellicht familie langs moederskant).13
Tijdens de voorbereidingen van de tentoonstelling wordt het idee geformuleerd om een geïllustreerde uitgave te publiceren met de bio-bibliografische gegevens van de deelnemende letterkundigen. Hiertoe ontvingen de deelnemers de vraag om een portretfoto en enkele korte nota’s aan de organisatoren te bezorgen.14 De publicatie De Belgische vrouw in de Letterkunde – La femme belge dans la Littérature – 1870-1914, geredigeerd door Marguerite Van de Wiele en Virginie Loveling, verscheen effectief en biedt een overzicht van de Belgische vrouwelijke letterkundigen van die tijd. Historica Liselotte Vandenbussche stelt dat de deelname van Cécilia Ameye aan de tentoonstelling en haar plaats in het album haar formeel inlijfden in de literaire wereld en haar aspiraties om als letterkundige geboekstaafd te worden, vervulden. Toch slaagde ze er evenwel niet in om een definitieve plaats in het literaire veld te verwerven en raakte het breed geschakeerde literaire oeuvre van Ameye vergeten.15
Ook veel andere deelnemers aan de tentoonstelling De Hedendaagse Vrouw viel hetzelfde lot te beurt. Desondanks hadden dergelijke initiatieven wel degelijk een emancipatorische invloed en leidden ze tot een grotere zichtbaarheid en acceptatie van vrouwen in het publieke leven. Zo schreef de Antwerpse liberale krant De Nieuwe Gazet bij de opening van de tentoonstelling: ‘Een zoo volledig en flink ingericht overzicht van de werkzaamheden, bedrijven en bezigheden der vrouw, zal wel niemand verwacht hebben! […] Bij de inhuldiging was een uitgelezen gezelschap aanwezig. […] De Stad weet welk buitengewone som werk de zoo volledige en leerzame tentoonstelling gekost heeft, en zij is er verheugd en fier over dat Antwerpen, voor de groote Europeesche steden, een tentoonstelling van vrouwenarbeid heeft geopend. Andere zullen het voorbeeld volgen dat hier gegeven wordt, en, naar het Antwerpsch patroon, gelijkaardige exposities daarstellen. […] De heer Stevens, algemeen bestuurder bij het ministerie van arbeid, die den heer minister Hubert verving, zegde dat de Regeering veel belang stelt in het beroepsonderwijs voor vrouwen. Hij stelt de noodzakelijkheid vast van het inrichten van avondkursussen voor werkvrouwen, die zich zoo in haar stiel zullen kunnen bekwamen.’16
Deze tekst maakt deel uit van een reeks teksten die in de zomer van 2024 verschijnt op de website van Liberas. Centraal staat het interessante archief van de familie Ameye, dat in het voorjaar van 2024 is geïnventariseerd en voor de nodige inspiratie zorgt.
1. Annemie Van den Eynden, ‘Het forum van De Hedendaagsche Vrouw te Antwerpen (1914). Het verhaal van de exposerende beeldhouwsters: Juliette Samuel-Blum (1877-1931), Henriette Calais (1863-1951), Berthe Centner (1866-1950), Hélène Cornette (1867-1957) en Alice Hölterhoff-de Harven (1873-na 1937)’ (Licentiaatsverhandeling KU Leuven, 2006) 4-5.
2. Liberas, Archief familie Ameye, 807. deelnamereglement Exposition ‘La femme Contemporaine’, [1913].
3. Van den Eynden, ‘Het forum van De Hedendaagsche Vrouw’, 7.
4. Denise Keymolen, ‘Feminisme in België. De eerste vrouwelijke artsen (1873-1914)’, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 90 (1975) 57; Robrecht H. Van Hee, ‘The first female surgeon in Belgium: dr. Jeanne Sel-Verschueren of Antwerp’, in: Acta Chirurgica Belgica (2012) 244.
5. ‘schermen’, in: Bredasche courant, 12.5.1914, p. 3.
6 ‘De Hedendaagsche vrouw’, in : De Nieuwe Gazet, 8.5.1914, 21.5.1914, 25.5.1914, p. 1.
7. Vanessa Gemis, ‘Femmes et champ littéraire en Belgique francophone (1880-1940)’, in: Sociétés Contemporaines, 78 (2010) 20-21.
8. Liselotte Vandenbussche, ‘Het veld der verbeelding. Het aandeel en de receptive van niet-confessionele publicists in Vlaamse, literaire en algemeen-culturele tijdschriften, 1870-1914’ (Doctoraatsverhandeling UGent, 2006) 273.
9. Liselotte Vandenbussche, ‘Een vergeten intellectuele duizendpoot. De veelzijdige carrière van Caecilia Ameye (1879-1953)’, in: Historica (juni 2008) 15-16 en Eric Devos, Cecilia Ameye, intellectueel en artistiek mecenas. (Ronse: Stadsbestuur Ronse, 1999).
10. Liberas, Archief familie Ameye, 807. Brief van le ministère de l’industrie et du travail aan Ameye, 21 juli 1913.
11. Vandenbussche, ‘Een vergeten intellectuele duizendpoot.’, 17.
12. Liberas, Archief familie Ameye, 807. Brief van de afdeling ‘Letterkunde’ van de tentoonstelling De Hedendaagsche vrouw aan Caecilia Ameye, 21 augustus 1913.
13. Liberas, Archief familie Ameye, 807. Postkaart van de afdeling letterkunde aan C. Ameye, 21 oktober 1913 en 4 februari 1914.
14. Liberas, Archief familie Ameye, 807. Postkaart van de afdeling letterkunde aan C. Ameye, 16 december 1913.
15. Vandenbussche, ‘Een vergeten intellectuele duizendpoot.’, 17.
16. ‘De Hedendaagsche vrouw. Opening der tentoonstelling’, in: De Nieuwe Gazet, 18.5.1914, p. 1.