Menu
De Pestilentie van Katwijk
Collectie
donderdag 27 oktober 2022
Geschreven door: Florian Van de Walle

“Fantastisch blijspel in 3 bedrijven en 10 taferelen”. Zo prijst de Verenigde Taal- en Kunstminnaars onder Kenspreuk “Vooruit” uit Deinze hun landjuweel-winnende toneelstuk De Pestilentie van Katwijk aan. In 1933 maken ze furore op de planken met hun vertolking van het stuk van Adolf Herckenrath. Vandaag, 99 jaar later kunnen we nog steeds nagenieten dankzij enkele atmosferische beelden die toen werden gemaakt. In drie ‘bedrijven’ lichten we toe hoe de Deinse toneelgroep zijn publiek op het puntje van zijn stoel liet zitten.

De schrijver en zijn werk

Een opvallende rol in dit verhaal is weggelegd voor de schrijver van het toneelstuk, Adolf Herckenrath (1879-1958). Al vanaf zijn studententijd is hij een literaire duizendpoot die naast dichten ook een voorliefde heeft voor toneel. Herckenrath is actief in verschillende culturele en letterkundige genootschappen in het Gentse en baat zijn eigen uitgeverij uit. Vanaf 1909 neemt hij de boekenwinkel van Adolphe Hoste over in de Veldstraat. In deze vooroorlogse jaren geeft hij werken uit van o.a. Cyriel Buysse, Virginie Loveling en Albrecht Rodenbach. In 1958 komt Herckenrath tragisch ten val. Hij overlijdt in zijn boekenwinkel omringd door de literatuur die hij heel zijn leven heeft bemind.

In 1933 schrijft Herckenrath het toneelstuk De Pestilentie van Katwijk. Hij baseert zich op de gelijknamige roman van Aernout Drost uit 1834, over het Nederlandse plaatsje Katwijk in 1625. Op de achtergrond speelt de Tachtigjarige Oorlog en de pestepidemie. De hoofdpersonages zijn Hechtje en Orbert die heimelijk verliefd zijn op elkaar maar niet kunnen trouwen omdat Hechtje al met iemand anders is getrouwd. Het met symboliek doorspekte stuk volgt Orbert in zijn queeste om samen te zijn met Hechtje. Tovenaars, heksen en de vleesgeworden dood nemen het voor hem op of werken hem net tegen. Het toneelstuk eindigt noodlottig: veel van de personages vinden hun dood of blijven ongelukkig achter.

De productie

De Verenigde Taal- en Kunstminnaars onder Kenspreuk “Vooruit” kozen dit stuk uit als hun inzending voor het Xe landjuweel dat in 1933 plaatsvindt te Oostende. Uit het archief van “Vooruit” weten we dat veel aandacht uitgaat naar de kostumering, enscenering en belichting.

Schetsen van de kostuums en decors voor het Xe Landjuweel.

Zowel de acteurs als de volledige productie krijgen complimenten voor hun opvoering. Vooral Ivan Coppenolle (Aelbrecht Janzsoon), René Saverijs (Harmen de Doodt), André Van Der Donck (Symen Quist) en Jules Bruneel (de Dood) vallen op. Het podium lijkt wel een werk van de Oud-Hollandse meesters, aldus de jury van het Landjuweel. De belichting, decors en geluidseffecten dragen bij tot een beklijvende vertoning. Dit kunnen we niet alleen afleiden uit de recensies die in de pers verschijnen maar ook uit het boekje waarin de lichtregie is neergepend. Telkens de Pestilentie of de Dood op de planken verschijnt wordt het licht gedimd en worden de gezichten van de acteurs beklemtoond met rood of groen licht (dat zet bovendien hun lugubere maquillage nog eens extra in de verf). In de slotscène vliegen de bliksemschichten en donderslagen het publiek om de oren. Het zijn vooral Lucien Van de Putte en René Saverijs die zich inzetten om dit deel van de productie tot een goed einde te brengen.

Uit de verslagen van de Deinse theatergroep blijkt dat de productie niet van een leien dakje loopt. Niet-opdagende bestuursleden of bestuursleden die ontslag nemen zorgden voor een gespannen sfeer op enkele weken voor het landjuweel. De uitgaven vallen beter mee dan verwacht. Maar voor de zekerheid organiseert het bestuur toch een geldinzamelactie.

Epiloog

Dankzij een geslaagde vertoning komt de Deinse theatergroep als beste uit de bus en winnen ze (schijnbaar tegen hun eigen verwachtingen in) het Xe landjuweel. Op 10 december 1933 voeren de Deinzenaars hun toneel op. Twee weken later wordt de uitslag bekendgemaakt in de Koninklijke Schouwburg van Oostende in aanwezigheid van o.a. koning Albert I, Maurice Lippens (minister van Openbaar Onderwijs), Henri Baels (gouverneur van West-Vlaanderen) en Edouard Moreaux (burgemeester van Oostende). De aanwezige Deinzenaars zetten het meteen al op een feesten. Toch vindt een van hen nog tijd om het thuisfront op te bellen zodat ook zij kunnen delen in de feestvreugde. Om half drie ’s nachts vertrekt het gezelschap met de auto naar huis. Het slechte weer zorgt er echter voor dat de overwinnaars pas tweeënhalfuur later als helden aankomen in het liberaal huis in Deinze.

In de dagen en weken erna houdt het gejubel niet op. De Belgische driekleur is prominent aanwezig in het straatbeeld en de burgemeester van Deinze zet de theatergroep uitgebreid in de bloemetjes op het stadhuis. Ter ere van de overwinning wordt het stuk nog driemaal opgevoerd in Deinze tijdens de kerstperiode. In maart 1934 brengt de theatergroep het stuk ook nog in Gent.

Een jaar later (april 1935) vindt de inhuldigingsplechtigheid van de theatergroep plaats op het koninklijk Paleis. Koning Leopold III (Koning Albert I overleed enkele maanden na de overwinning van theatergroep “Vooruit”) en Jef Mennekens geven toespraken. Jef Mennekens (voorzitter van de jury van het landjuweel) kondigt ook nog aan dat Deinze de gastheer zal zijn van het XIe landjuweel.

Bronnen

Bart D’hondt, Van Andriesschool tot Zondernaamstraat gids door 150 jaar liberaal leven te Gent (Gent: Liberaal Archief, 2014), 231-32.

Adolf Herckenrath, De Pestilentie Van Katwijk. Fantastisch Blijspel in Drie Bedrijven (1625) (Gent: Adolf Herckenrath, 1933).

Liberas, Archief De Verenigde Taal- en Kunstminnaars onder Kenspreuk Vooruit! (archief 219), 2.1.4. & 5.6.1.1.