Menu
De thuiskomst van Mark Macken
Collectie
dinsdag 28 april 2020
Geschreven door: Kris De Beule

In het persoonsarchief van minister van Staat Omer Vanaudenhove (1913-1994) zitten drie kleine, gekartelde foto’s van beeldhouwer Mark Macken (1913-1977). Het zijn foto’s van zijn thuiskomst in Diest, uit Duitse gevangenschap. Met zijn gevangenisplunje nog aan, wordt Macken op straat begroet door familie, vrienden en buren. Een exacte datum en de fotograaf zijn niet gekend, maar de foto’s zijn zonder twijfel genomen in april of mei 1945. De politieke gevangenen keerden toen terug uit de Duitse gevangenissen en kampen.

Macken was een leeftijdsgenoot en buurjongen van Omer Vanaudenhove. Hij was een getalenteerd beeldhouwer die in 1938 gelauwerd werd met de prestigieuze Prix de Rome voor jonge kunstenaars. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij actief in het Geheim Leger, het Onafhankelijkheidsfront en de clandestiene pers. Hij overleefde diverse gevangenissen en kampen, en maakte na de oorlog verder naam als beeldend kunstenaar en pedagoog.

Foto 1: Mark Macken wordt begroet door beide ouders.

Foto’s

De drie foto’s zijn onmiddellijk na elkaar genomen. Het zijn geen beredeneerde composities maar kiekjes die de thuiskomst van Mark Macken registreren. Foto’s 1 en 2 zijn totaalshots. Op de eerste foto wordt Macken begroet door zijn beide ouders. De tweede foto – die onmiddellijk op de eerste volgt – toont een innige omhelzing van Macken met zijn moeder. De derde foto is een close-up die focust op het gelaat van Mark Macken. Op alle foto’s staan buren en kennissen een beetje onwezenlijk te kijken naar dit familietafereel.

Overal in het land werden bij de thuiskomst van de politieke gevangenen dergelijke foto’s genomen. Ze getuigen van de barbaarsheid van het naziregime en tonen de onmetelijke vreugde van het weerzien na maanden of jaren onzekerheid. Tegelijk wordt ook het onbegrip (of eerder de onbeholpenheid) van de omstaanders geregistreerd. Vooral de kinderen lijken niet echt te begrijpen wat dit weerzien betekent. Maar ook de volwassenen beseffen nauwelijks wat hij allemaal heeft moeten doorstaan.

Foto 2: Mark Macken in een innige omhelzing met zijn moeder.

Wederopbouw

Met de thuiskomst van de politieke gevangenen was het laatste hoofdstuk van de oorlog afgesloten. Alle ogen waren vanaf nu gericht op de wederopbouw. Er waren vijf jaren verloren, het land moest vooruit. De kampoverlevenden konden vaak nergens terecht met hun verhaal. Ze probeerden in de mate van het mogelijke hun normale leven terug op de sporen te krijgen. Ze zwegen vaak decennia over hun ervaringen, of schreven de ellende van zich af in een boek of (in het geval van Vanaudenhove die Sachsenhausen had overleefd) als kroniek in het lokale blad Vrij Diest. Vanaudenhove werd later minister van Openbare Werken en Wederopbouw, burgemeester van Diest en stichtte in 1961 de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang. Anders dan zijn vriend koos Mark Macken voor een leven in de schaduw, en nam de draad weer op als beeldhouwer en tekenleraar.

Foto 3 focust op de gelaatsuitdrukking van Mark Macken.

Monument

Kort na zijn thuiskomst reeds werd Mark Macken gevraagd om een gedenkteken voor de oorlog te ontwerpen in zijn geboortestad Diest. De opdracht ging uit van de pas opgerichte oud-weerstandersvereniging, niet toevallig met Vanaudenhove als voorzitter. Het moest een eerbetoon worden aan negen gevallen strijders van het Geheim Leger. Het was een zeer emotionele opdracht voor Macken die net als Vanaudenhove de slachtoffers persoonlijk had gekend. Voor het ontwerp en de ruimtelijke inplanting werkte hij samen met architect Renaat Braem. Op 8 september 1946 werd dit vermoedelijk eerste verzetsmonument in België ingehuldigd. Een interessant detail is dat volgens Renaat Braem de gebruikte zandsteen oorspronkelijk bedoeld was voor het nooit gerealiseerde praalgraf van VNV-leider Staf De Clercq.

Omer Vanaudenhove houdt een toespraak bij de inhuldiging van het oorlogsmonument in Diest, 1946.

Pedagoog en beeldhouwer

Nog datzelfde jaar, in december 1946, werd Mark Macken leraar aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. Ook voor en tijdens de oorlog stond hij reeds in het onderwijs, als tekenleraar aan de Rijksmiddelbare Jongensschool te Dendermonde en als leraar sierkunsten aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in diezelfde stad. In 1962 werd hij directeur van de Antwerpse Academie en begon hij met een drastische reorganisatie van het oubollige instituut. Onder zijn bewind werden nieuwe richtingen (zoals keramiek, toegepaste grafiek, mode- en toneelontwerp, fotografie en juwelenontwerp) opgericht.

Als beeldhouwer kreeg hij nationale en internationale waardering met onderscheidingen als de Prijs van Lerius, de Prijs De Keyzer en de Prijs Egide Rombaux. Kunstkenners prijzen zijn werk omwille van de ambachtelijke degelijkheid, en de dualiteit tussen drama en hoop. Zijn beelden kan men onder meer bekijken in het Antwerpse openluchtmuseum Middelheim. Hij overleed in 1977 op 64-jarige leeftijd. Na zijn dood werd door de Stichting Mark Macken een Mark Macken Prijs voor Beeldhouwkunst in het leven geroepen. Na de teloorgang van deze stichting werd de prijs verder gezet door de vzw Artos.