Menu
Gabriëlle Petit. Dood en leven van een Belgische spionne tijdens de WO I
Onderzoek
vrijdag 18 oktober 2019

Met haar boek Gabriëlle Petit. Dood en leven van een Belgische spionne tijdens de Eerste Wereldoorlog voegt Sophie De Schaepdrijver een lijvig werk toe aan haar publicaties over de sociale en culturele geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog in België. Het is een vertaling van de oorspronkelijke Engelstalige uitgave, die al in 2015 verscheen. Met recht en reden werd het goed ontvangen door critici. In 2019 ontving  deze literair-historische biografie de Henriëtte de Beaufort-prijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.

Gabriëlle Petit was een jonge Belgische vrouw die tijdens de Eerste Wereldoorlog gerekruteerd werd als spionne en als gevolg daarvan werd geëxecuteerd. Haar leven en dood balanceren steeds op de rand van erkenning en anonimiteit. Waar ze sinds enkele decennia geleidelijk in de onbekendheid verdween, brengt De Schaepdrijver haar met dit boek terug voor het voetlicht. Gabriëlle Petit is opgebouwd uit twee hoofdstukken, die respectievelijk ophangen aan de vraag waarom een jonge vrouw zich tijdens de Eerste Wereldoorlog in het verzet engageerde en hoe haar engagement na de oorlog geïnterpreteerd en herdacht werd.

Op basis van diffuse bronnen met een moeilijk te achterhalen waarheidsgehalte schetst De Schaepdrijver in het eerste deel het levensverhaal van Petit. Daarbij probeert ze in de eerste plaats het kluwen van mythe en realiteit te ontwarren. Gabriëlle Petit was geen kind van het volk, maar afkomstig uit de kleine burgerij. Helaas werd ze geboren in een disfunctioneel gezin, wat leidde tot een schrijnende verwaarlozing. Al op jonge leeftijd werd ze in een weeshuis gedropt en ook later kon ze nauwelijks op steun van haar familie rekenen. Ze werkte op onregelmatige basis als kamermeisje, winkelbediende of dienster en doolde ontmoedigd en berooid door Brussel. Geleidelijk aan wist ze een sociaal netwerk uit te bouwen, met de familie Collet op een centrale plaats. De oorlog bood nieuwe mogelijkheden. Toen ze werd gerekruteerd door de Britse Geheime Dienst, greep ze die kans met beide handen. Zo kon ze haar eigen leven vorm geven en haar zelfstandigheid opeisen. De financiële middelen die aan het uiterst gevaarlijke werk verbonden waren, boden haar een nieuwe status en de mogelijkheid om haar omgeving te helpen. Het verzet was in de beginjaren van de oorlog echter onvoldoende professioneel georganiseerd, waardoor infiltranten gemakkelijk ingang vonden in de netwerken. Bovendien voerde de Duitse politie begin 1916 haar activiteiten op. Petit werd op 2 februari 1916 gearresteerd en uiteindelijk veroordeeld tot de doodstraf. Koppig eiste ze het zeggenschap over haar lot op, door zich sterk te verweren in de rechtbank en te weigeren om een gratieverzoek in te dienen. Niet zij had een misdaad begaan, maar de Duitsers, door België binnen te vallen en te bezetten. Petit werd in alle stilte geëxecuteerd en dreigde in de anonimiteit te verdwijnen. De sluikpers plaatste echter twee reacties op haar terechtstelling die haar positioneerden als een zelfopofferende, vaderlandslievende heldin.

In het tweede deel toont de auteur de interpretatie en herdenking van Petit door verschillende maatschappelijke groepen. Op korte tijd groeide Petit uit tot een nationale heldin. Haar vrouw-zijn, jonge leeftijd en vooronderstelde volkse afkomst onderstreepten die heroïek. Waar ze in de jaren twintig vooral vanuit een Belgisch en nationalistisch oogpunt werd herdacht, probeerden Vlaams-nationalisten en nationaalsocialisten zich Petit in de jaren dertig toe te eigenen. De herdenking verschoof in de jaren zestig in de context van een culturele demobilisatie naar een pacifistisch discours. Rode draad doorheen deze herdenkingen is dat het initiatief steeds van onderop kwam.

Met haar kenmerkende, meeslepende stijl richt De Schapedrijver zich duidelijk tot een breed publiek. Levendige details over het leven van Petit zijn verweven met de bredere context. Bijzonder voor dit publieksboek is dat de methodologie en bronnenkritiek worden blootgelegd, waardoor de lezer betrokken wordt bij het historisch onderzoek. De tekst is stevig onderbouwd met exhaustief bronnenonderzoek. Het uitgebreide notenapparaat en de literatuurlijst vormen een belangrijke meerwaarde. De literaire schrijfstijl en woordkeuze resulteren echter in een persoonlijke interpretatie van de bronnen, waar andere historici waarschijnlijk tot een andere conclusie zouden komen. Beide delen sluiten inhoudelijk naadloos op elkaar aan. Toch voelt de stijl in het tweede deel minder meeslepend aan en ontbreekt er een overkoepelende analyse. Daar staat tegenover dat De Schaepdrijver ook in deze hoofdstukken het verleden tot leven wekt en een gevarieerd en gecontextualiseerd beeld geeft van de wisselende, bijna tegenstrijdige herdenkingen van Petit.

Gabriëlle Petit. Dood en leven van een Belgische spionne tijdens de Eerste Wereldoorlog is een toegankelijk en onderbouwd boek dat de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende herdenkingen vanuit een opmerkelijke figuur benadert. De meeslepende stijl spreekt erg aan. Het toont bovendien aan dat noten, methodologie en bronnenkritiek ook in een publieksboek een plaats hebben. Hopelijk nodigt het andere historici uit om ook hun academisch onderzoek aan een breed publiek te presenteren, zonder toegiften op wetenschappelijk vlak.

 

Deze recensie van Kim Descheemaeker (Liberas/Liberaal Archief) verscheen oorspronkelijk in Contemporanea als ‘De Schaepdrijver, Sophie, Gabriëlle Petit. Dood en leven van een Belgische tijdens de Eerste Wereldoorlog (Antwerpen: Horizon, 2018), 447 p.’

Sophie De Schaepdrijver, Gabriëlle Petit. Dood en leven van een Belgische spionne tijdens de Eerste Wereldoorlog (Antwerpen: Horizon, 2018) p. 447.

 

 

Gabriëlle Petit. Dood en leven van een Belgische spionne tijdens de WO I