Menu
Gustave Callier en de strijd tegen de slavernij
Collectie
donderdag 24 november 2022
Geschreven door: Bart D’hondt

In september 1852 zet de publicatie van een roman door de domineesdochter en -echtgenote Harriet Beecher Stowe (1811-1896) de hele westelijke wereld in rep en roer. Op korte tijd groeit haar boek uit tot het best verkopende boek na de bijbel, in meer talen dan enige andere publicatie uit die tijd. Uncle Tom’s Cabin, or Life among the Lowly, wordt een bestseller en zorgt voor een gigantische polemiek in de Verenigde Staten en ver daarbuiten.1 Ook in België wordt met aandacht naar dit werk gekeken, een Gentse auteur en uitgever slaan de handen in elkaar.

Gepolariseerd Amerika

Het abolitionistisch pleidooi van Beecher Stowe, haar heel emotionele oproep om de slavernij af te schaffen en Afro-Amerikanen als volwaardige inwoners te beschouwen, wordt niet door iedereen gesmaakt. Nog datzelfde jaar verschijnen verschillende ‘anti-Tom’ verhalen waarin de slavenhandel op dikwijls bijbelse gronden wordt verdedigd, met de kerstening van de slaven als finaliteit en ultieme beloning voor een leven van natuurlijke en compromisloze dienstbaarheid. In publicaties zoals Aunt Phyllis’s Cabin, or Southern life as it is (Mary Eastman) of Uncle Tom’s Cabin in ruins! Triumphant defence of slavery in a series of letters to Harriet Beecher Stowe (Nicolas Brimblecom, esq) lanceren de auteurs uit de Zuidelijke Amerikaanse staten een tegenaanval maar halen nooit het bereik van de originele Uncle Tom’s.2 Beecher Stowe voelt zich wel verplicht om haar bronnenmateriaal voor de roman in een tweede boek te publiceren om zo toch een deel van de criticasters de mond te kunnen snoeren. In zekere zin kan dit boek worden gezien als een prelude op de Amerikaanse Burgeroorlog, die van 1861 tot 1865 in het teken van het abolitionisme zou worden uitgevochten.

Gustave Callier

Over de oceaan

Groot-Brittannië en Frankrijk hadden in de voorafgaande decennia reeds een einde gemaakt aan de slavenhandel en een verbod ingesteld op het bezit van slaven, Nederland volgde wat halfslachtig, in België stelde het probleem van de slavernij zich al veel langer niet. De houding in de kolonies bleef echter dubbelzinnig en slavenarbeid werd er officieel en officieus nog gedurende vele jaren gedoogd. Engeland nam in die strijd het voortouw onder impuls van de Society for the Abolition of Slave Trade, gesticht in 1787. Ook de Britse pers liet zich niet onbetuigd en schaarde zich achter de tegenstanders van de slavernij.3

Onkel Tom

De bliksemsnelle wereldwijde verspreiding van Uncle Tom’s Cabin bereikt ook België. Slavernij an sich is in onze contreien al lang een non-issue en kent hier weinig voorstanders van betekenis. Beecher Stowe vindt hier enkel bewonderaars die haar prijzen om haar lef en bereidheid om voor de goede zaak spitsroeden te lopen. Om Beecher Stowe’s boodschap van gelijkheid en emancipatie over te kunnen brengen naar een zo groot mogelijk deel van de bevolking, lijkt het enkele progressieve Vlaamse politici noodzakelijk voor een gepaste vertaling in het Nederlands te zorgen. Amper drie maanden na de publicatie in de VS krijgt Gent hiervoor de primeur. De liberale uitgever Hendrik Hoste uit de Veldstraat mag het eerste deel in zijn uitstalraam leggen, de twee andere delen verschenen kort daarna. Parallel wordt het verhaal van 4 november 1852 tot 27 januari 1853 als feuilleton opgenomen in de Broedermin, een Gentse progressieve liberale krant met een uitgesproken sociaal gezicht. Titel van het verhaal wordt De hut van onkel Tom, eene slaven-geschiedenis door Harriet Beecher Stowe. Naar het Engelsch. Aan duidelijkheid laat dit niets te wensen over. De pers neemt gretig reclame op voor deze publicatie en volgt Beecher Stowe en haar activiteiten op de voet, zelfs in het geval van een te vroeg aangekondigd overlijden van de schrijfster, wat achteraf met een gevoel van opluchting wordt rechtgezet.

Aan Franstalige kant wordt intussen een vergelijkbaar offensief ingezet. Het verhaal verscheen als feuilleton in l’Etoile Belge (vanaf 1 november 1852 en dus met de primeur voor België), de Journal de Bruges, de Courrier de l’Escaut en l’Emancipation. Ook de Gentse krant Le Messager de Gand engageert zich en publiceert het feuilleton vanaf 23 november 1852. De toneelversie van het verhaal (in première in New York in november 1852) wordt misschien nog populairder dan het boek en staat in de tweede helft van de 19e eeuw op het repertoire van menig amateurgezelschap.4 Wat echter niet op papier wordt gezet, misschien door de tijdgenoten wel geweten maar niet overgeleverd, is de naam van de initiatiefnemer van de vertaling.

De Société Huet

Voor de bron van de vertaling tekent niemand minder dan de vermaarde Société Huet. De Franse filosoof François Huet had in zijn korte periode als hoogleraar filosofie aan de Gentse universiteit een groep jonge vooruitstrevende studenten rond zich verzameld en hen doordrenkt met een ideeëngoed waarin christelijke waarden en de these van de Franse revolutie en de Verlichting met elkaar werden verzoend in een modern humanisme.

Na zijn vertrek in 1850 groeien deze studenten uit tot leidende figuren in de nog jonge liberale associatie en houden contact via de naar hun leermeester genoemde Société. Een van hun activiteiten was de uitgave van een krant, de Broedermin, ietwat vreemd, een Nederlandstalig dagblad uitgegeven door een burgerlijke Franstalige vereniging. Een van hun leden, de vermaarde econoom Emile de Laveleye verantwoordt als volgt: “En 1848, je faisais partie à Gand d’un groupe ultra-démocratique, à la tête duquel étaient mon professeur Huet, Français, et Gustave Callier, aussi gallophile qu’on puisse l’être. Néanmoins, nous nous décidâmes à fonder un journal flamand, le Broedermin, parce que nous étions convaincus que c’était le seul moyen de gagner le peuple à la démocratie.”5

De vertaling naar het Nederlands van Uncle Tom’s Cabin moet binnen deze visie en aanpak worden gesitueerd. Inhoudelijk is weinig of geen discussie over de relevantie van deze publicatie. Op de redactie van de Broedermin wordt gezocht naar een vertaler of naar een verantwoordelijke voor het laten maken van een vertaling, welk van beide pistes werd gevolgd is niet geheel duidelijk.6

Het voorwoord bij de vertaling bevestigt dit verhaal. Na een verontschuldiging voor het vertaalwerk dat onrecht zou kunnen doen aan sommige nuances in de oorspronkelijke tekst, schrijft de vertegenwoordiger van de Société “er blyft in den aard der tafereelen, die aen den lezer voorgesteld worden, – in de treffende waerheid waermede ’s menschens natuer er in zoo vele verschillige lagen afgeschilderd is, – en in de edele gevoelens die het gansche verhael bezielen, – genoegzame stof om de vurige belangstelling te verrechtvaerdigen, waervan “Onkel Tom” in Engeland, in Duitschland en in Frankrijk het voorwerp was.”7

Gustave Callier

Over de vertaler zelf komt pas duidelijkheid in een tien jaar later gepubliceerde necrologie. In 1863 overlijdt Gustave Callier, een van de boegbeelden van de Société Huet en uitgegroeid tot een van de leidende liberale politici in Gent en een pionier in de verdediging van het vrije denken via onder meer zijn positie als hoogleraar aan de Gentse universiteit. In één van de huldigingen wordt verwezen naar zijn werk als publicist en heel expliciet naar zijn inzet voor de vertaling van Uncle Tom’s Cabin.8

Callier als vertaler is onverwacht. Franstalig en actief in Gents hoogste kringen, neemt hij blijkbaar toch de taak op zich om zelf de originele Engelstalige versie om te zetten naar de volkstaal, naar het Nederlands. Echt vreemd en buitenissig is de keuze voor Callier echter niet. Het is veeleer een toepassing van wat hij als schepen van onderwijs (1858-1863) en hoogleraar (1853-1863) steeds had geponeerd, met name het gigantisch belang van een brede emancipatie doorheen alle lagen van de maatschappij, en dat bij voorkeur in de moedertaal van de betrokkenen. Vanuit dat vooruitgangsoptimisme was Callier dan ook van de eerste heel gedreven verdedigers van de invoering van de leerplicht, wat pas in 1914 zou worden gerealiseerd. In dat opzicht, alles in rekening brengend, was Callier waarschijnlijk gewoon de geknipte persoon voor dit project. Ook de keuze voor een gezamenlijk project met boekhandelaar Hendrik Hoste is geen grote verrassing. Hoste was op dat moment een beginnend uitgever wiens leeskabinet een verzamelpunt voor de progressieve flamingante liberalen van Gent en omstreken was. Zijn meer bekende zoon Adolphe zou de belangrijkste Gentse liberale uitgever van het laatste kwart van de negentiende eeuw worden.9


1. Harriet Beecher Stowe. Uncle Tom’s Cabin, or Life among the Lowly (Boston: John P. Jewett and Company, 1852). Dit verhaal verscheen in verkorte vorm vooraf (juni 1851 – april 1852) als feuilleton in de Amerikaanse periodiek The National Era.

2. Mary Eastman. Aunt Phyllis’s Cabin, or Southern life as it is (Philadelphia: Lippincott, Grambo & Co, 1852) ; Nicolas Brimblecom. Uncle Tom’s Cabin in ruins! Triumphant defence of slavery in a series of letters to Harriet Beecher Stowe (Boston: Charles Waite, 1853).

3. Zie onder meer ‘Uncle Tom’s Cabin. A review’, in: The Londen Times, 3 september 1852.

4. Kevin Absillis. Het slechte geweten van Vlaanderen. Nationalisme, racisme en kolonialisme in de tijd van Hendrik Conscience (Antwerpen: Davidsfonds en Standaard Uitgeverij, 2022) 158-161.

5. Open brief in La Gazette, 14 januari 1889, geciteerd in: Willem Rogghé. Gedenkbladen (Gent: J. Vuylsteke (Uitgave van het Taalverbond nr.14), 1898) 69.

6. Over de Société Huet en zijn leden, zie Bart D’hondt. Van Andriesschool tot Zondernaamstraat. Gids door 150 jaar liberaal leven in Gent (Gent: Uitgeverij Snoeck ism Liberaal Archief, 2014) 27-28 e.v.

7. De hut van onkel Tom, eene slaven-geschiedenis door Harriet Beecher Stowe. Naar het Engelsch (Gent: Hoste, 1852) I-II.

8. De Eendragt, 20 september 1863, 23.

9. Over Callier, zie Bart D’hondt. Van Andriesschool ../.., 90-91 en idem, ‘Callier, Gustave’, in: Nationaal Biografisch Woordenboek. Deel 22 (Brussel: Koninklijke Academiën van België, 2016) kol. 111-119, over zijn rol in de vertaling, zie Kevin Absillis. Het slechte geweten ../.., 158-161.