In het kader van een onderzoeksstage in februari 2023 reconstrueerde de VUB-studente Nyala Nauwelaers het leven en werk van de koloniale journaliste Hélène Guillaume. Een selectie documenten uit Hélène Guillaumes privé-archief, dat in Liberas wordt bewaard en inmiddels werd geïnventariseerd, bracht het opmerkelijke levensverhaal van deze in de plooien van de geschiedenis verdwenen ‘koloniale vrouw’ opnieuw tot leven. De in Sint-Petersburg geboren schrijfster, met als meisjesnaam Hélène Ravaux, belandde in de jaren 1930 als één van de weinige Europese vrouwen in Belgisch-Congo. Dat ze uiteindelijk in 1960 ook haar thuis in Leopoldstad (Kinshasa) diende te verlaten tekende haar voor het leven. We plaatsen hier de belangrijkste bevindingen die voortkwamen uit de stage van N. Nauwelaers en de inventarisatie van het archief door Liberas-archivaris Florian Van de Walle binnen een breder historisch kader.
Hélènes Frans-Russische wortels en haar eerste huwelijk
Hélène werd geboren op 20 augustus 1913 in Sint-Petersburg. Zij was langs moeders kant de telg van een welgestelde Franse familie. Ravaux was de familienaam van haar moeder. Hélène kwam dan ook ter wereld als buitenechtelijk kind. De Russische vader van Hélène Ravaux was Boris Polezjajev, een rijke industrieel die zo goed als afwezig was in haar leven. De jonge Hélène Ravaux werd als gevolg hiervan voor een belangrijk deel grootgebracht door haar Franse grootmoeder. Toen Hélène opgroeide leefde haar grootvader gescheiden van zijn echtgenote in Frankrijk.
Als kind, in 1919, ontvluchtte Hélène Ravaux met haar moeder en grootmoeder Rusland vanwege de bloedige Russische Burgeroorlog. De tocht ging via Finland naar Zweden waar ze meer dan een maand verbleven. Het tweede deel van de reis ging verder richting Engeland via Denemarken. Haar biologische vader was reeds eerder naar Estland gevlucht naar aanleiding van de Russische Revolutie, waarschijnlijk in 1918. De familie voegde zich in 1919 uiteindelijk bij Hélènes grootvader in Asnières-sur-Seine, op enkele kilometers van Parijs. Hélène sprak als zesjarige vloeiend Frans en Russisch. Ze bracht de rest van haar jeugd, tussen 1919 en 1930, door in Frankrijk. Ze ging naar de lagere school in Asnières-sur-Seine. Haar moeder, Louise Ravaux, nam haar uiteindelijk mee naar Nice waar ze naar de middelbare school ging. In 1931, op 18-jarige leeftijd, trouwde Hélène Ravaux onder druk van haar moeder met de zeventien jaar oudere Aleksandr Chochlov, een Russische oud-officier van de marine die had meegevochten in de Eerste Wereldoorlog en haar vader goed kende.
Aleksandr was destijds als hydrograaf in Belgisch-Congo werkzaam en, in 1931, voor zes maanden naar Europa teruggekeerd. Nauwelijks tien dagen na hun huwelijk volgde de jonge Hélène haar kersverse echtgenoot op zijn terugreis naar Belgisch-Congo. Hélène stond tussen 1931 en 1934 in Boma aan de zijde van Aleksandr toen hij er werkte voor de hydrografische dienst van de koloniale overheid die beroep deed op de expertise van Russische vluchtelingen. In 1933 kregen Hélène en Aleksandr een zoon, Michel, maar het kind overleed na enkele maanden. In 1934 liep het werkcontract van Aleksandr af en verhuisde het koppel naar België. Ze vestigden zich in Brussel en kregen in 1935 een dochter, Elisabeth. Hélène verwerkte de ingrijpende gebeurtenissen in haar leven tot literatuur met het onuitgegeven autobiografische ‘Une Symphonie en Bleu’ (1940). In 1937 kreeg Aleksandr (die pas in 1950 tot Belg werd genaturaliseerd) opnieuw de kans om in Belgisch-Congo te werken, deze keer als topograaf voor de spoorwegmaatschappij belast met de aanleg van een spoorwegnetwerk in de kolonie. Hij vertrok alleen terug naar de kolonie. Het koppel zou elkaar pas weerzien in 1945, na afloop van de Tweede Wereldoorlog. Tijdens deze periode in België begon Hélène haar literaire carrière en vertaalde ze Russische klassiekers, zoals werk van Aleksandr Poesjkin, naar het Frans. Na de oorlog trok het koppel terug naar Congo, maar het huwelijk hield niet stand. In mei 1946 werd het huwelijk in Costermansville (Bukavu) ontbonden.
Een kolonialistische ‘chroniqueur’ in Leopoldstad
Hélène hertrouwde in Congo met de Brusselaar Henri Guillaume. Ze nam zijn achternaam aan en ontving de Belgische nationaliteit. Hélène werkte in Leopoldstad in 1947-1949 als secretaresse voor twee grote bedrijven, waaronder het textielbedrijf ‘Utexleo’. Henri was voor zijn verhuis naar de kolonie, in de jaren 1930, in België onder andere als radiotechnicus actief geweest. Ook hij werkte tussen 1939 en 1949 in Leopoldstad als bediende in verschillende bedrijven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog diende Henri enkele maanden in de Force Publique. Hij werd uiteindelijk reserve-adjudant. Vanaf 1949 werd hij in Leopoldstad werknemer bij de informatiedienst (°1940) van het Gouvernement Général dat in Congo de lakens uitdeelde. Henri werd ingezet voor het beheer van de ‘fototheek’ van de informatiedienst. Hij droeg al snel zorg voor het technisch onderhoud van het cameramateriaal van de overheid en adviseerde bij de oprichting van cinema’s in de kolonie. Daarnaast leidde Henri zelf Congolezen op tot filmoperateurs. Hélène hielp haar man met de organisatie van een amateurfilmclub in Leopoldstad.
In de jaren 1950 lag de focus in de koloniale propaganda, die een bloeiperiode doormaakte, op de positieve verwezenlijkingen van het ontwikkelingsbeleid van de koloniale overheid. Dit gebeurde onder meer via propagandafilms die gemaakt werden ter ‘educatie’ van de inheemse bevolking. De vertoning van deze films werd mee mogelijk gemaakt door Guillaumes inzet als technicus en hoofdoperateur. Wanneer de informatiedienst van het Gouvernement Général eind 1955- begin 1956 met personeelstekort kampte werd Hélène als officiële en tijdelijke werkneemster voor een korte periode verantwoordelijk gesteld voor de dienst ‘Culturele relaties en Vrije tijd’. Tegen 1955 had Hélène de koloniale overheid in Leopoldstad reeds van haar kwaliteiten overtuigd door haar eerdere diensten voor de persdienst van de informatiedienst.
Tussen 1949 en 1952 publiceerde Hélène onder haar pseudoniem ‘Whyms’ zeer uiteenlopende artikelen over de medische situatie in de kolonie en nieuwsverslagen, maar ook poëtische kortverhalen en reisadviezen. Voordat haar artikelen uitkwamen, werden de eerste versies waarschijnlijk gecontroleerd door de officiële propagandadienst. Er verscheen journalistiek werk van Hélène in verschillende lokale koloniale bladen (bijv.Le Courrier d’Afrique, L’Avenir Colonial Belge en R.A.F.), maar ook in Belgische bladen (bijv. Journal de Charleroi en Pourquoi pas?).
Ook Hélène zette zich dus beroepsmatig in dienst van de koloniale overheid om de positieve beeldvorming rond het naoorlogse ontwikkelingsbeleid actief vorm te geven. Dat een koloniale vrouw zich op deze wijze actief en zelfs beroepsmatig engageerde in de overheidspropaganda en haar leven dus niet (enkel) richtte op het huisvrouw – en moederschap was verre van gebruikelijk. Naast het schrijven van essays en artikelen, publiceerde Hélène twee apart uitgegeven propagandawerken die deel uitmaakten van de officiële propaganda van de koloniale overheid: Les Services Médicaux et Sanitaires de Léopoldville (1951) en Léopoldville. Son Histoire 1881-1956 (1956). Het eerste boek had betrekking op de medische organisatie en ziekenhuisfaciliteiten in Leopoldstad en was bedoeld om het medische koloniale systeem te verheerlijken. Léopoldville, Son Histoire 1881-1956 kwam uit ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van de stad die uit de door Stanley opgerichte handelspost was gegroeid. Hélène had ook andere talenten die ze in de kolonie verder ontwikkelde. Zo was ze bezig met fotografie, schilderde ze portretten en landschappen, en maakte ze ook sculpturen. Hélènes grootste en belangrijkste onuitgegeven werk is de Chronique de Léopoldville de 1881 à 1956. Dit in 1957 afgewerkte manuscript, dat aan de basis ligt van Léopoldville, Son Histoire, bestaat uit maar liefst 3000 getypte pagina’s en meer dan 2000 ingeplakte iconografische en documentaire documenten over de geschiedenis van de stad. Hélène werkte vier en half jaar aan deze kroniek.
In opdracht van ‘Inforcongo’, de Brusselse voorlichtingsdienst over de kolonie, werkte Hélène in 1958 aan een fotoreportage over de bouw van de nieuwe inheemse wijk Matete door de koloniale overheid. Ze werkte hiervoor samen met Joseph Makula, de eerste Congolese fotograaf werkzaam voor het koloniale fotoagentschap Congopresse. De serie geënsceneerde foto’s en bijhorende teksten waren bedoeld om getoond te worden op een stand van Inforcongo op de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel. De fotoreportage met de gelukkige en lachende inheemse inwoners van Matete moest net als de van vele afbeeldingen voorziene publicaties Les Services Médicaux et Sanitaires de Léopoldville en Léopoldvolle, Son Histoire het beeld van de ‘modelkolonie’ versterken.
De Congocrisis en haar nasleep
Hélène stond erop om na een verblijf van vijf maanden in Brussel wegens overspanning, ten gevolge van uit de hand gelopen rellen met talrijke doden in januari 1959, in april 1960 opnieuw met Henri naar Leopoldstad te vertrekken om er het officiële einde van de Belgische kolonie mee te maken. Op 30 juni 1960 droeg België de soevereiniteit over aan de nieuwe Congolese overheid. Wat een vredevol dekolonisatieproces had moeten zijn draaide uit op een crisis. In juli greep de Belgische regering in met extra troepen om het geweld tegen Belgen in te dammen en landgenoten te evacueren. Hélène stak op 10 juli voor een laatste keer de Kongo over op weg naar een vluchtelingenkamp in Brazzaville, de hoofdstad van Frans-Equatoriaal Afrika. Henri had nog de hoop onder de nieuwe regering van Patrice Lumumba te kunnen verder werken. Op 13 juli werd Henri aangevallen in zijn kantoor door een groep gewapende mannen uit Matadi. Hij wist te ontsnappen met de hulp van zijn Congolese assistenten. Henri kwam volgens de getuigenis van Hélène al snel in conflict met de nieuwe minister van Informatie Anicet Kashamura en weigerde diens orders op te volgen. Vanuit Brazzaville vertrok het echtpaar Guillaume uiteindelijk per luchtbrug naar Brussel. Hun koloniale leven kwam zoals dat van vele landgenoten ten einde in een sfeer van chaos en onbegrip.
Na haar terugkomst naar België, in de jaren 1960, had Hélène schriftelijk contact met verschillende hooggeplaatste politici die ten tijde van de Congocrisis deel uitmaakten van de regering zoals Walter Ganshof van der Meersch, de verantwoordelijke voor de handhaving van het openbare gezag in Belgisch-Congo in 1960, en Jacques Van Offelen, de liberale minister van Buitenlandse Handel in 1958-1961. Hélène onderhield een goede band met Albert Lilar, de liberale vicepremier en minister van Justitie in 1960, met wie ze in Leopoldstad van ideeën wisselde over het diplomatieke incident naar aanleiding van de onverwacht kritische speech van premier Lumumba tijdens de festiviteiten van 30 juni. In België deed Hélène een poging om haar literaire carrière verder te zetten, zonder veel succes. Henri zette zijn carrière verder bij de RTBF en ook Hélène begon in Brussel deeltijds te werken voor de RTBF. Ze hielp de Franstalige openbare omroep met de voorbereiding van de televisie-uitzendingen bedoeld voor scholen.
Een eenzaam einde aan de Costa Blanca
Hélènes wens om met haar echtgenoot van zijn pensioen te genieten in Spanje kwam niet in vervulling. Henri werd onverwacht ziek en stierf in 1964. Na het overlijden van Henri verhuisde Hélène zelf naar het Zuiden van Spanje omdat ze met haar weduwepensioen in België met moeite rondkwam en in België overmand werd door verdriet. Ze verhuisde in 1967, toen Franco nog de plak zwaaide in Spanje. In de jaren 1980 ondernam Hélène nog pogingen om haar ongepubliceerde manuscripten, zoals het bijzonder kolonialistische Ange Kitele en het dagboek dat ze tijdens de Congocrisis bijhield, onder de beladen titel L’Enterrement Imperial, uit te brengen. Ook deze pogingen bleken tevergeefs. Hélène leefde in haar villa 20 kilometer ten zuiden van Alicante een eenzaam en sober leven, gedomineerd door de herinneringen aan haar avontuurlijke leven in de kolonie. Uit haar dagboeken blijkt dat Hélène ook in Spanje in contact bleef staan met Jacques Van Offelen. Hélène Guillaume stierf in Guardamar del Segura tussen november 1994 en januari 1995.
Het perspectief van de kolonisator
Vanuit het perspectief van de kolonisator is er nog veel ruimte voor wetenschappelijk onderzoek naar de rol die Belgische vrouwen na de Tweede Wereldoorlog aan de zijde van hun echtgenoten speelden in het koloniale (propaganda)project in Belgisch-Congo en naar de re-integratie van deze gehuwde koloniale vrouwen in België nadat ze in Congo een leven hadden opgebouwd. De casus Guillaume opent ook een tot nu toe onderbelicht genderperspectief op de sociale en culturele impact van het ‘drama van de kolonialen’ in 1960. Liberas liet Hélènes onuitgegeven dagboek over de gebeurtenissen tussen april en juli 1960 dan ook reeds transcriberen voor onderzoeksdoeleinden. Daarenboven vormen de vele iconografische documenten die Hélène als documentatiemateriaal gebruikte en verzamelde een belangrijke historische bron voor de studie naar de stedenbouwkundige organisatie van rassensegregatie in Congo.
Onderzoekers geïnteresseerd in het leven en werk van Hélène Guillaume kunnen contact opnemen via info@liberas.eu
Bronnen en literatuur
Nyala Nauwelaers, Het leven en werk van Hélène Guillaume, Vrije Universiteit Brussel, ongepubliceerde stagerapport, 2023
Idesbald Goddeeris, Amandine Lauro & Guy Vanthemsche (Eds.), Koloniaal Congo. Een Geschiedenis In Vragen, Kalmthout: Polis, 2020
Gesprekken met pr. dr. Vladimir Ronin, auteur van Russkoe Kongo. 1870-1970 (2 delen), Moskou: Alexander Sozjenitsyn Huis van de Russische diaspora, 2009.
Liberas, Archief Henri & Hélène Guillaume (Whyms) (archief nr. 1096)
Liberas, Getranscribeerde versie van Whyms, L’Enterrement Imperial, 1960, onuitgegeven manuscript (onderdeel van archief Henri & Hélène Guillaume), Liberas.
AfricaMuseum, Fonds Hélène Guillaume (Whyms)
Algemeen Rijksarchief, Depot Joseph Cuvelier, dossiers van het Bestuurspersoneel in Afrika, dossiers Hélène Guillaume/Ravaux (7507), Alexandre Khokhloff (7948), en Henri Guillaume (39730)