Menu
Maurice Maeterlinck: 110 jaar Nobelprijs
Collectie
woensdag 20 oktober 2021
Geschreven door: Florian Van de Walle

Op 9 november 2021 is het 110 jaar geleden dat Maurice Maeterlinck de Nobelprijs voor de literatuur in ontvangst mocht nemen. Tot op heden is hij de enige Belg op het lijstje van Nobelprijswinnaars voor de literatuur. Ter ere van dit jubileum trok Liberas de collectie in op zoek naar sporen van de meester van het symbolisme.

Maeterlinck met een blauwe vogel op de achtergrond in de “Pourquoi Pas?” van 16 november 1911.

Wonderjaren

Maeterlinck groeide op in en rond Gent. Hij bracht veel van zijn kindertijd door in Oostakker en Zwijnaarde. De natuur en rust die hij er ervoer zouden voor hem altijd een inspiratiebron blijven. Ook de Gentse binnenstad en haar inwoners bleven op hem indruk maken. Hij studeerde af als doctor in de rechten aan de Gentse Rijksuniversiteit in 1884. Kort na zijn studies trok hij naar Parijs om er beter te leren pleiten. Maeterlinck kwam er in aanraking met de symbolisten waardoor hij resoluut voor de literatuur koos en de toga aan de haak hing.

Vanaf zijn debuut in 1886 tot ongeveer 1909 produceerde Maeterlinck aan een hoog tempo literatuur. Het is in deze begindagen van zijn carrière dat hij zijn grootste meesterwerken neerpende. Eerst in Gent en vanaf 1897 in Frankrijk publiceerde hij gedichten, proza en theaterstukken. Tot zijn bekendste werken behoren onder andere: Serres chaudes (1889), Pelléas et Mélisande (1892) en L’Oiseau Bleu (1908). Het is dankzij zijn werk in deze “wonderjaren” dat Maeterlinck erkenning kreeg door de jury van de Nobelprijs.

Liefde en de publieke opinie

Naast de literatuur was er nog een andere grote liefde in het leven van Maeterlinck, met name de Franse operazangeres Georgette Leblanc. Het koppel, dat elkaar leerde kennen op een societyfeestje in Brussel in 1895, had een zeer tumultueuze relatie. Hun tegengestelde karakters leidden regelmatig tot ruzies. Ook de mensen in de omgeving van het koppel keken met argusogen naar de romance. Critici begrepen niet hoe een intellectueel als Maeterlinck zich kon associëren met ‘maar’ een operazangeresje. Toch hield de relatie vele jaren stand. Leblanc keert in verschillende werken van Maeterlinck als muze terug. Pour la petite histoire: Georgette was de zus van de schrijver Maurice Leblanc, bedenker van de sympathieke meesterschurk Arsène Lupin.

De relatie tussen Maeterlinck en Leblanc kwam in 1918 tot een einde. Meer dan 10 jaar na de breuk tekende Leblanc haar herinneringen over haar relatie met Maeterlinck op in haar boek Souvenirs. Het boek was spraakmakend en kwam in Gentse literaire kringen onder de aandacht. De journalist-schrijver Marcel Lachaert, beter bekend onder zijn pseudoniem José Vial of Keiberg, was één van deze geïnteresseerden. Als Gentenaar en promotor van de Franse letteren in Vlaanderen was hij ongetwijfeld een liefhebber van het werk van Maeterlinck. In 1931 bezocht Leblanc Gent ter promotie van Souvenirs. Vial ging met haar een openbaar debat aan over dit werk.? Al vanaf 1930 organiseerde Vial literaire debatten die veel belangstelling oogstten. Bij de boekvoorstelling van Leblanc waren ongeveer 200 gasten aanwezig die allemaal vragen mochten stellen. Een aantal tussenkomsten gingen over het nogal scherpe voorwoord van de uitgever Bernard Grasset die de relatie polemiseerde. De meeste mensen waren echter geïnteresseerd in Maeterlinck en de relatie met Leblanc.

Notities van Vial tijdens zijn interview met Leblanc.

Dichtende voorbeeld

Uit archiefstukken bewaard in Liberas, blijkt dat Leblanc de debatavond zeer aangenaam vond. Na haar acte de présence stuurde ze uit dankbaarheid een handschriftje, hoogstwaarschijnlijk van de hand van Maeterlinck, naar Vial. Het gaat om gedicht XIII “J’ai cherché trente ans” uit de bundel Quinze Chansons (1900, heruitgave van Douze Chansons uit 1896). Althans, het gaat hier om een van de versies van het gedicht: de laatste strofe van het gedicht ontbreekt. Deze poëzie stamt uit de wonderjaren van Maeterlincks carrière en droeg 110 jaar geleden bij tot de toekenning van de Nobelprijs. De inhoud is een mooi voorbeeld van symbolisme en het esoterische karakter van Maeterlincks poëzie.

Het handschriftje van “J’ai cherché trente ans”.

Appreciatie in binnen- en buitenland

Maeterlinck wordt tot op de dag van vandaag beschouwd als één van de grootste Belgische schrijvers. Zijn excentrieke levensstijl, zijn tumultueuze liefdesleven en vooral zijn mysterieuze literatuur blijven inspireren. Dankzij zijn Nobelprijs heeft Maeterlinck zijn plaats veroverd in de annalen van de Belgische literatuurgeschiedenis. Toch werd hij in zijn eigen tijd niet altijd geapprecieerd. Zijn toneelstukken werden in België slechts weinig gespeeld en hij kon, ook als laureaat van de Nobelprijs, nog gemakkelijk incognito door de straten van zijn geboortestad flaneren. Ook de Heilige Stoel had het niet zo voor de eigenzinnige schrijver. Zijn essay La Mort (1913) belandde op de lijst van verboden boeken. Elders kon Maeterlinck wel op meer appreciatie rekenen. Vooral in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk was hij een graag geziene auteur en werd “Blue Bird” er een gelukssymbool na de Eerste Wereldoorlog. Tegenwoordig beschouwt men Maeterlinck als een grote literaire vernieuwer die België mee op de kaart heeft gezet als cultuurland.

Bronnen

André Capiteyn, Maeterlinck. Een Nobelprijs voor Gent, (Gent: Uitgeverij Snoeck en Stad Gent, 2008).

André Capiteyn en Frans Heymans, “Maurice Maeterlinck”, Literair Gent, geraadpleegd op 5.10.2021.

Christian Berg, “Comme si réellement nous venions d’une source d’épouvante, Maeterlinck et l’idéalisme symboliste”, Analyses, vol. 7, nr. 3, 2012.

Frans Heymans en Philippe Proost, “Vial, José”, Literair Gent, geraadpleegd op 5.10.2021.

Georgette Leblanc, Souvenirs, (Parijs: Éditions Grasset, 1931).

Patrick Spriet, “Georgette Leblanc – een leven als een opera”, Gierik en Nieuw Vlaams Tijdschrift, nr. 115.

Philippe Proost, “Les Débats : la tribune libre de Gand”, Literair Gent, geraadpleegd op 5.10.2021.

Liberas, Archief Marcel Lachaert (José Vial) (Archief 1900), nr. 4 en 39.