Menu
Overwinning PVV bij verkiezingen van 23 mei 1965
Collectie
woensdag 20 mei 2020
Geschreven door: Kris De Beule

De parlementsverkiezingen van zondag 23 mei 1965 zorgden voor een kleine aardverschuiving in het Belgische politieke landschap. De Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV) kon in de Kamer haar zetelaantal meer dan verdubbelen. Voorzitter Omer Vanaudenhove beleefde die avond een politieke triomf. Zijn vernieuwingsoperatie was geslaagd.

De Liberale Partij, gesticht in 1846, was de oudste politieke partij van België maar had honderd jaar later een oubollig imago. De liberale boodschap sloeg na de Tweede Wereldoorlog niet echt aan. De partij had een trouwe schare kiezers, maar het stemmenaantal (rond de 12 procent) en het aantal zetels (tussen de 20 en 25, met een uitschieter van 29 in 1949) stagneerde. Vanaf de verkiezingen van 1949 werd ze opnieuw de derde partij van het land omdat de rol van de communisten grotendeels was uitgespeeld. Maar de cijfers bleven al bij al een mager beestje in vergelijking met sommige resultaten tijdens het Interbellum.

In eer en geweten

Er moest iets gebeuren. De electorale achterban van de liberalen situeerde zich ongeveer in dezelfde bevolkingsgroepen als de rechtervleugel van de CVP. Maar veel mensen stemden traditioneel katholiek. Het uitgesproken vrijzinnige karakter van de Liberale Partij was hier zeker een belangrijke oorzaak. In de stille hoop een nieuwe centrumpartij te worden, voerden de liberalen een koerswijziging door. Een verkiezingsaffiche uit 1961 riep de gelovigen op om “in eer en geweten” liberaal te stemmen. Deze demarche naar de gelovige kiezer had al bij al weinig resultaat. De parlementsverkiezingen van 1961 leverden opnieuw “slechts” 20 Kamerzetels op. De rooms-rode regering van Théo Lefèvre kwam aan zet. Vanop de oppositiebanken konden de liberalen zich nu grondig herbronnen en vernieuwen.

Oproep aan de gelovige kiezer om liberaal te stemmen, 1961.

Vernieuwing

Stuwende kracht achter de vernieuwing was Omer Vanaudenhove. Hij had er – op een kleine onderbreking na – zes jaar opzitten als minister van Openbare Werken en Wederopbouw (1955-1961). Hij pakte de interne structuren aan en poetste het oubollige imago van de partij op. Inhoudelijk werden niet zozeer nieuwe thema’s aangesneden maar werd het hele liberale discours (openheid naar gelovigen – claim van een centrumpartij – minder staat en belastingen – meer vrijheid) in een modern kleedje gestopt om een bredere schare kiezers aan te spreken. In oktober 1961 kreeg de vernieuwing een naam: de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang/Parti pour la Liberté et le Progrès (PVV-PLP). De gemeenteraadsverkiezingen van 1964 toonden voor het eerst het potentieel van deze vernieuwde maar nog steeds unitaire partij.

“Het Laatste Nieuws” van 10 oktober 1961.

Verkiezingen nieuwe stijl

Het electorale succes van 1964 zorgde voor hoge verwachtingen bij de parlementsverkiezingen een jaar later. De partij trok een aantal katholieke figuren aan die een verkiesbare plaats kregen op de PVV-lijsten om een bres te slaan in de traditionele verzuiling. De nieuwe voorzitter had ook een neus voor communicatie. De PVV organiseerde massameetings, maakte spotjes voor televisie, en kwam op de proppen met fris en verrassend verkiezingsdrukwerk. Hoogtepunt van de campagne was een groot nationaal congres op de Heizel met busladingen leden en sympathisanten voor een verkiezingsshow naar Amerikaans model.

Verkiezingsaffiche 1965.

Inhoudelijk kon de PVV ook de vruchten plukken van de harde oppositie tegen het beleid van de regering-Lefèvre-Spaak. Een deel van de traditionele achterban van de CVP was zwaar ontstemd door de fiscale politiek van de regering. Ook humor en sarcasme waren nooit ver weg in de verkiezingscampagne. Premier Lefèvre werd kop van jut op namaakbriefjes van duizend frank. Willy De Clercq kegelde de regering omver. Op 23 mei 1965, kon de PVV een klinkende overwinning op haar conto schrijven met bijna 10 procent stemmenwinst. Dit resulteerde in een stijging van 20 naar 48 Kamerzetels.

Willy De Clercq kegelt Theo Lefèvre en Paul-Henri Spaak omver, 1961.

Een regering nieuwe stijl

Christendemocraten en socialisten probeerden de meubelen te redden met de kortstondige regering-Harmel. Maar de liberalen op de oppositiebanken houden, bleek niet langer houdbaar. Na minder dan een jaar werd een rooms-blauwe regering gevormd met Paul Vanden Boeynants als eerste-minister en Willy De Clercq als vicepremier en minister van Begroting. Ook de twee andere leden van het liberale triumviraat De Clercq-Grootjans-Vanderpoorten kregen sleutelposten in deze regering. Herman Vanderpoorten werd minister van Binnenlandse Zaken en Frans Grootjans kreeg Nationale Opvoeding. Vanden Boeynants-De Clercq viel uiteindelijk over de kwestie “Leuven Vlaams”.

Omer Vanaudenhove (rechts) heft een belerende vinger naar Guy Verhofstadt tijdens zijn vernieuwingsoperatie van PVV naar VLD, 1992.

Dertig jaar later

In 1992 voerde Guy Verhofstadt een vernieuwingsoperatie door die verrassend veel leek op deze van Vanaudenhove in 1961. Ook nu droomden de liberalen er heimelijk van de nieuwe centrumpartij te worden, werden kandidaten uit andere politieke middens aangetrokken, werd de naam van de partij gewijzigd en werd het liberalisme in een modern kleedje gestopt. Zowel Vanaudenhove als Verhofstadt waren bovendien sterke leidersfiguren die het publiek konden begeesteren. De oprichting van de VLD in 1992 had evenwel niet hetzelfde electorale effect. De grote doorbraak kwam er deze keer niet. De verkiezingsoverwinning van 1965 blijft daardoor een unicum.