Na een decennialange strijd werd in 1919 het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen ingevoerd. Vrouwen mochten echter enkel stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen. De Liberale Partij was verdeeld over de kwestie. Hoewel ze ideologisch in principe vóór vrouwenkiesrecht was, waren er toch heel wat stemmen binnen de partij die tegen waren. Er werden verschillende argumenten aangehaald tegen het stemrecht voor vrouwen, maar vooral het pragmatische argument dat vrouwen vermoedelijk voor de katholieke partij zouden stemmen, woog zwaar.
Na de Tweede Wereldoorlog doken echter steeds meer liberale stemmen op die het vrouwenkiesrecht verdedigden. Zowel mannen als vrouwen binnen de Liberale Partij namen een positief standpunt in. In het nummer van januari 1945 van Neohumanisme bijvoorbeeld verscheen een stevig pleidooi voor de invoering van het algemeen vrouwenkiesrecht van de hand van Lea Verkein (1919-1999). Tijdens haar studententijd engageerde Verkein zich binnen het LVSV Gent, waarbij ze het tot ondervoorzitter schopte. Tegelijkertijd was ze ook redacteur van het tijdschrift Neohumanisme. In dat blad schreef ze geregeld over vrouwenrechten en de positie van vrouwen in binnen- en buitenland.
In haar bijdrage van januari 1945 stelde Verkein onomwonden dat partijpolitieke overwegingen niet mochten primeren op het democratische basisrecht voor vrouwen om te stemmen. In een uitgebreide en paginavullende tekst maakte ze brandhout van de argumenten die door tegenstanders van het vrouwenkiesrecht werden aangehaald. Onder de tussentitel ‘Wij leven in de 20e eeuw!’ ageerde ze scherp tegen de burgerlijke en politieke rechten die vrouwen moesten ontberen. Vrouwen moesten volgens haar over volledige politieke rechten beschikken zodat ze zelf zouden kunnen strijden ‘tot het bekomen van gelijkheid op het gebied der burgerlijke wetten’. Ze sloot af met de stelling dat ‘de vrouw […] eindelijk erkend [wil] worden als zelfstandige, menschelijke persoonlijkheid in het volle bezit van al haar rechten’.
Gelijkaardige standpunten had Lea Verkein reeds verdedigd in 1939 en 1940, maar pas in 1945 kwam er een omslag in het denken binnen de Liberale Partij. Op het partijcongres van 23 juni dat jaar werd het algemeen kiesrecht voor vrouwen op de agenda gebracht door politica en advocate Georgette Ciselet (1900-1983). Vanuit de Nationale Federatie van Liberale Vrouwen was een motie geformuleerd die de volledige politieke rechten voor vrouwen op dezelfde voorwaarden als voor mannen vroeg. In de discussie wees gewezen nationaal voorzitter en minister Albert Devèze (1881-1959) er op dat tijdens de oorlog ook vrouwen een belangrijke bijdrage hadden geleverd en dat andere democratische landen vrouwen het stemrecht al hadden verleend. Hij stelde dat het nu zeker meer dan ooit tijd was om ook in België op politiek vlak gelijkberechtiging toe te kennen. Daarop werd het algemeen kiesrecht voor vrouwen met een ruime meerderheid als principe goedgekeurd.
Toch bleven er bij bepaalde groepen nog steeds reserves bestaan. De regering onder leiding van liberaal minister van Binnenlandse Zaken Adolphe Van Glabbeke (1904-1959) deed een demarche door een wetsvoorstel ten voordele van het algemeen vrouwenstemrecht via een amendement uit te stellen tot 1947. Op het congres van de Liberale Partij van 24 november 1945 protesteerde Ciselet fel tegen deze gang van zaken. Maar ook de tegenargumenten kwamen opnieuw naar boven. West-Vlaams politicus Hilaire Lahaye (1913-1986) herhaalde het idee dat stemrecht voor vrouwen gelijk zou staan aan verlies voor de liberale partij. Boegbeeld Albert Devèze kwam daarop tussen en zette andermaal de puntjes op de i. Het was aan de partij zelf om zich op de kaart te zetten, om propaganda te maken en om vrouwen te overtuigen om voor de liberale partij te stemmen. De nieuwe vrouwelijke kiezers dienden geïnformeerd en overtuigd te worden om een stem voor de Liberale Partij uit te brengen. Er volgde nog wat discussie, maar aan het principe van het vrouwenkiesrecht werd niet meer getornd. In de moeilijke politieke situatie van na de Tweede Wereldoorlog met wisselende coalities en premiers duurde het nog bijna 3 jaar (wet van 27 maart 1948) voordat het vrouwenkiesrecht in België een feit was.