In de tentoonstelling Wie zal het zeggen? Censuur en vrije meningsuiting in de collectie van Liberas/Liberaal Archief wordt kort aandacht besteed aan Tijl Uilenspiegel. Tijl kwam in 2017 reeds uitvoerig aan bod in een tentoonstelling over 150 jaar La légende d’Ulenspiegel (1867) van Charles De Coster. Het boek, waarvan een vrij zeldzame tweede druk zich in de collectie van Liberas/Liberaal Archief bevindt, is gepubliceerd door de Brusselse uitgeverij Lacroix, Verboeckhoven et Cie, éditeurs à Bruxelles, à Leipzig et à Livourne. Bezieler en drijvende kracht achter deze uitgeverij was de Brusselaar Albert Lacroix (1834-1903).
In Held voor alle werk. De vele gedaanten van Tijl Uilenspiegel (1998) bespreekt Marnix Beyen hoe het verhaal van De Coster aanvaardbaar werd gemaakt voor katholieke middens. Er kwam onder meer een brave, gekuiste versie van de Antwerpse journalist Jan Bruylants op de markt die ‘niet zoals die van De Coster op de Index terecht kwam’. En in de brochure n.a.v. de Uilenspiegeltentoonstelling (2017) schrijft Leo Verbist: ‘‘Katholieken hebben het altijd moeilijk gehad met Uilenspiegel, en niet alleen met die van De Coster, maar ook met de van oorsprong Duitse grappenmaker. In 1570 werd het Duitse volksboek door Rome reeds op de Index geplaatst wegens spot met de geestelijkheid. In 1671 werd zelfs een gezuiverde Roomse Uilenspiegel uitgegeven. De bezwaren tegen de Coster waren erger.’
De Index waarvan sprake is voluit de Index Librorum Prohibitorum. Het is een door het Vaticaan in 1559 (onder paus Paulus IV) voor het eerst gepubliceerde en stelselmatig aangevulde lijst met boeken die in strijd waren met de katholieke leer en door de gelovigen niet mochten gelezen worden. Wie het toch deed, beging een zware zonde. Ook andere door Albert Lacroix uitgegeven boeken, van onder meer Victor Hugo, Emile Zola en de Gentse rechtsgeleerde François Laurent stonden op deze lijst. Het lijkt wel alsof de man een voorliefde of neus had voor de uitgave van “ketterse geschriften”.
Albert Lacroix werd geboren te Brussel op 9 oktober 1834, in de pas opgerichte Belgische natie. Hij leerde de knepen van het uitgeversvak bij zijn oom, maar reeds in 1861 – hij is dan 27 – richtte hij samen met vennoot Louis-Hippolyte Verboeckhoven (1827-1883) zijn eigen uitgeverij Lacroix, Verboeckhoven en Cie op. Nauwelijks een jaar later kocht de uitgeverij de rechten van Les Misérables van Victor Hugo. De publicatie van Les Misérables (1862) was een ongekend succes en de jonge Lacroix maakte meteen naam in de uitgeverswereld. Dit alles belette niet dat het boek op de katholieke lijst met verboden boeken werd geplaatst. Ook Hugo’s Notre Dame de Paris – het verhaal van de klokkenluider Quasimodo – stond dan trouwens reeds op de Index.
De uitgeverij opende bijhuizen in Parijs (op de Boulevard Montmartre, later in de Rue du Faubourg Montmartre), in het Duitse Leipzig en het Italiaanse Livorno. Lacroix werd ook de uitgever van de jonge Emile Zola. Deze belangrijkste vertegenwoordiger van het Franse naturalisme kwam al snel met zijn volledige oeuvre (opera omnia) op de Index te staan. Ook de Gentse hoogleraar François Laurent klopte bij Albert Lacroix aan. Door Lacroix uitgegeven exemplaren van Histoire du droits des gens et des relations internationales (1850-1854) en Etudes sur l’histoire de l’humanité (1855-1869) bevinden zich in de collectie van Liberas/Liberaal Archief. En – u raadt het al – ook deze geschriften kwamen op de Index.
Intellectuele vrijdenkers die hun stem lieten horen in het maatschappelijk debat, en hiermee tegen het wettelijke of kerkelijke gezag durfden ingaan, vonden blijkbaar in Albert Lacroix de gedroomde zielsgenoot en uitgever. Ook de uitgave van het Uilenspiegelverhaal van Charles De Coster past perfect in dit plaatje. Tijl Uilenspiegel spot als geen ander met het gezag en de clerus, iets waar Albert Lacroix wel oren naar had.
Lacroix, zijn vrienden, entourage én zijn voornaamste auteurs waren overigens allen lid van de vrijmetselarij. Dit maakt dat hij vooral in deze, sterk antiklerikale middens een netwerk uitbouwde, aanzien genoot en een reputatie kreeg. Ook dit bepaalde zonder twijfel in grote mate zijn publicatiekeuze. Tegelijk verklaart het ook de a priori vijandige houding van de Kerk tegenover zijn uitgaven. Bij zijn dood in 1903 liet hij dan ook een mooie publicatielijst van “ketterse boeken” na. De Index zelf werd pas in 1966 door paus Paulus VI afgeschaft. Les Misérables was reeds in 1959 van de lijst geschrapt en mocht vanaf dan wél door iedereen gelezen worden.